Sinds de Oudheid heeft de mensch den wind gebruikt als drijfkracht voor zijn schepen. Na de uitvinding der mechanische voortdrijving worden de zeilschepen vrijwel uitsluitend nog slechts als plezier- of visschersvaartuigen gebruikt.
Waren de koopvaardij- en oorlogsschepen der vorige eeuwen meest dwarsgetuigd, d.w.z. droegen zij zeilen, die met behulp van raas dwars op de lengte-as van het schip stonden, de tegenwoordige booten zijn alle langscheeps getuigd, hetgeen de snelheid ten goede komt ten koste van de stabiliteit. Naar de zeilvoering onderscheidt men: ➝ loggertuig, spriettuig, ➝ torentuig, ➝ sloeptuig, bermuda- of ➝ Marconituig, ➝ tjottertuig, ➝ kottertuig, ➝ kitstuig ➝ yawltuig en schoenertuig.
Zie al deze trefwoorden en ook ➝ Tuigage. Voor de vsch. typen der thans gebruikte booten, zie ➝ Zeilsport.Techniek van het zeilen. Theorie en practijk van het z. zijn te ingewikkeld om in enkele regels te behandelen. In het algemeen kan worden gezegd, dat op een schip, dat met den wind mee zeilt of voor-den-wind zeilt, de zeilen dwarsscheeps moeten worden gezet. Komt de wind van op zij of vaart men met halven wind, gelijk de zeilterm luidt, dan behooren de zeilen zoo te worden gezet, dat zij een hoek van ong. 45° maken met de as van het schip. De hoek tusschen de scheepsas en de windrichting bedraagt dan derhalve ong. 90°. Met een goed gebouwd en getuigd schip kan men dien hoek tot ca. 45° verkleinen, waarbij de zeilen dan een hoek van ong. 22½° met het schip maken.
Men zeilt dan bij- of aan-den-wind en door afwisselend over bakboord en stuurboord aan-den-wind te zeilen (d.w.z. te laveeren of te kruisen) komt een schip ook vooruit als de windrichting min of meer tegengesteld aan de vaarrichting is. Men spreekt dan van in-den-wind opzeilen of opkloppen, en de vaarrichting ligt stik-in-den-wind, als de windrichting precies tegengesteld is aan de vaarrichting. Het over een anderen boeg draaien wordt over stag gaan of door-den-wind gaan genoemd. Gijpen is het voor-den-wind van boeg veranderen, waardoor het groot-zeil met een ruk van het eene boord naar het andere overkomt; een gevaarlijke manoeuvre, welke bij ruw weer en indien niet goed uitgevoerd, het kapsijzen of het omslaan van kleinere schepen ten gevolge kan hebben.
J. Janssen.