Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zeestroomen

betekenis & definitie

De hoofdverwekker van de z. in den oceaan is de wind, vooral als deze nagenoeg constant geruimen tijd doorstaat, zooals bij de moessons, passaten en de Brave ➝ Westenwinden het geval is. De hierdoor ontstane stroomen, de driftstroomen, loopen niet in het verlengde van de richting, waarin de wind waait, doch wijken in volle zee 45° naar rechts op Noorderbreedte en naar links op Zuiderbreedte daarvan af.

Ten gevolge van den N. O. (Z.

O.) passaat ontstaan in de drie oceanen op N. (Z.) breedte de Noord(Zuid-) Aequatoriaal-stroomen, welke naar het Westen loopen en ten gevolge van de aardrotatie steeds meer naar rechts (links) ombuigen en ten slotte, na een kringloop verricht te hebben, weder nabij hun uitgangspunt terugkeeren. Men noemt hen ook „gedwongen stroomen”, in tegenstelling met de aan de Westzijde van den kring naar het Noorden (Golfstroom, Koero Sjiwo) en het Zuiden (Braziliaansche Stroom, Agulhasstroom) aftakkende stroomen, welke „vrije stroomen” genoemd worden.

Beide eigenlijk minder juiste namen. Tusschen de Aequatoriaalstroomen loopen in tegengestelde richting de Aequatoriaaltegenstroomen.

De Westenwinden veroorzaken de Westenwindendriften, waarvan die op het Z. halfrond rond de geheele aarde loopt en takken naar het N. afzendt (Peru-stroom, Patagonische stroom, Benguela-stroom, West-Australische stroom). Uit de poolzeeën stroomen koude, zoutarme stroomen aequatorwaarts (Oost-Groenland-stroom, Labrador-stroom, Oja Sjiwo).

Ter aanvulling van het door de groote stroomen meegevoerde water dienen de compensatie-stroomen. Naargelang van hun temp. ten opzichte van die van het omringende water spreekt men van „warme” en „koude” stroomen.

In meer beperkte zeegebieden kunnen behalve de wind ook dichtheidsverschillen, verdamping, afvoer van zoetwater, enz. stroomen veroorzaken.

Zoo loopt het zoetere water uit de Oostzee naar de Noordzee, terwijl bij de Middellandsche Zee en Roode Zee, welker niveau dank zij veel verdamping en weinig toevoer door rivieren anders zou dalen, een stroom door de Straten van Gibraltar en Bab El Mandeb naar binnen trekt.

Uit berekening volgt, dat een wind met een snelheid van 1 m per sec een stroom geeft van ong. 4 cm per sec. De gemiddelde snelheid der z. in volle zee gaat niet boven 20 à 30 zeemijl per etmaal.

Sommige stroomen kunnen echter plaatselijke snelheden van 100 à 120 zeemijl per etmaal bereiken, zooals bij die stroomen beschreven.Ook verticale stroomingen hebben veelvuldig plaats.

In den rug van sterke aflandige winden treden neerstroomen op, die dikwijls door opstroomend dieptewater gevoed worden (Oostkust van Noord-Afrika en Noord-Amerika, Westkust van Zuid-Afrika en Z. Amerika). Verder zijn dichtheidsverschillen, temp., enz. voorname oorzaken dezer stroomingen. Waar het koude dieptewater bovenkomt, is het temperatuursverschil met het omringende water dikwijls zeer groot. De z. zijn van buitengewoon belang uit klimatologisch oogpunt en voorts voor de scheepvaart. Biologisch zijn zij van veel belang door de verplaatsing van het ➝ plankton, waardoor ze de voedselvoorziening regelen.

Lit.: O. Krümmel, Handb. der Ozeanographie( 2 dln. 1907-’11); de Zeemanshandboeken en de talrijke publicaties en atlassen v. h. Kon. Ned. Meteorol. Instituut te De Bilt en van buitenl. instituten. Wissmann.

< >