(Sirenia), een orde van de klasse der zoogdieren; werden vroeger als een onderorde der walvisschen beschouwd. Zij gelijken op deze door het rolronde lichaam, het gemis van achterste ledematen en de staartvin.
Zij verschillen echter door de voor aan den kop staande neusgaten, het bezit van een elleboogsgewricht, de borststandige melkklieren en het plantaardige voedsel. Ondiepe oevers en boezems van warme zeeën en rivieren zijn hun woonplaatsen.
Zij trekken paarsgewijs of in troepen soms mijlen ver de rivier op; het zijn uitsluitend waterdieren, die nooit het water verlaten. Er zijn twee families.
De fam. der manati’s (Trichechidae) bezit een door plooien van den kop afgezetten snuit. De lamantijn (Trichechus manatus L.), in de wateren der Antillen en in den Atlant.
Oceaan van Florida tot N. Brazilië, heeft den rug met afzonderlijk staande, tot 3 cm lange haren bezet, die aan den snuit borstels vormen; het lichaam is blauwgrijs; hij wordt 6 m lang en 400 kg zwaar.
De fam. der dujongs (Dugongidae) of doejoengs bezit slechts één geslacht: dujong (Halicore) met den lichaamsvorm der orde en nog minder haren dan de manati’s; de gebarsten en gekorrelde huid is grijs tot bruin; drie soorten leven aan de kusten van den Ind. Oceaan.
Zie ook ➝ Steller’s zeekoe. Keer.Palaeontologie. De eerste stamvormen, die in het Eoceen van Egypte leefden, waren nauw verwant aan de Proboscidea. Eotheroides uit het Eoceen had een volledig gebit; in den loop der ontwikkeling gaan praemolaren, snij- en hoektanden verloren. De kiezen zijn veelknobbelig, met rangschikking in twee rijen. Bij het ➝ Halitherium uit het Oligoceen van het Mainzer Bekken treedt voor het eerst een sterk gereduceerd bekken op. Recent komen nog slechts enkele geslachten voor.
v. d. Geyn.