Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zangtechniek

betekenis & definitie

De zanger zal pas een zeker meesterschap in zijn voordracht bereiken, wanneer hij de techniek volkomen beheerscht. Daarvoor moet hij, behalve zangaanleg, een gezond zangorgaan bezitten, zoodat hij alle spiergroepen, die dit orgaan in beweging brengen, normaal kan gebruiken.

Evenals bij de techniek van de spraak, onderscheidt men hierbij in hoofdzaak drie werkingen: ademhaling, stemvorming, uitspraak. Alle drie moeten samenwerken in de juiste verhouding.

Een goede z. is niet alleen uit boeken te leeren, maar vnl. door eigen practische oefening onder goede leiding. De leermeester dient rekening te houden met den persoonlijken aanleg van zijn leerling.

Natuurlijke stemgaven moet hij ontwikkelen. Nooit mogen ze onderdrukt worden door een bepaalde methode, die den zang gekunsteld zou maken.Tot de beoefening van de z. hooren adembeheersching, rustige houding, zuivere tooninzet, eenheid (gelijkmaking) van klank over de heele stemligging, goede klinker- en medeklinkervorming, voordracht van den tekst. Bij een volledige z. komt nog uitvoering van staccato, messa di voce, triller, coloratuur, enz. De zanger hoeft zijn studie niet bepaald in deze volgorde te volbrengen: eerst ademoefeningen, dan toonaanslag en daarna articulatie. Een resonansoefening kan meewerken tot het beheerschen van de uitademing; het goed leiden van den toon leert vanzelf weinig adem verbruiken. Een articulatieoefening op bepaalde toonhoogte draagt bij tot makkelijk en vrij intoneeren. Om uit den normalen toon den idealen te ontwikkelen, is noodig een goed gebruik van de resonatoren (de holten onder en boven de stembanden gelegen), waardoor de toon aan glans en schoonheid zal winnen.

De weeke deelen van het aanzetstuk dienen elastisch gemaakt te worden door kaak-, tong- en huigoefening, zoodat de resonansholten zich gunstig aanpassen bij de geluidsbron. Vooral een losse onderkaak is voor den vrijen toon heel gewichtig. Als de technische moeilijkheden worden beheerscht, moet de zanger alleen denken aan het doel: de stem hooren. Hij heeft niet alleen rekening te houden met zijn eigen gevoel van los en makkelijk zingen, maar ook met den indruk, dien zijn stem op den hoorder maakt. Daarom is het goed, veel uit het hoofd te zingen, zoodat de stem vrij de ruimte in kan gaan. De radio stelt nieuwe eischen aan den zanger, want het is gebleken, dat de microphoon de kleinste oneffenheden in toon- en ademvoering, de geringste uitspraakfouten, die in een groote ruimte niet gehoord worden, nauwkeurig naar het oor van den luisteraar overbrengt.

Lit.: Anton Averkamp, Uit mijn practijk (1916); A. M. Eldar, Spreken en Zingen (bew. Willenden Brom-Struick; 1937); Julius Hey, Deutscher Gesangsunterricht; Franziska Martienssen, Das bewusste Singen (1923); Cornelie v. Zanten, Hoogere techniek van den Zang (1899).

< >