1° (bio1.) functionneerend deel (werktuig) van het lichaam bij levende wezens, welke daarnaar organismen worden genoemd. Bij dieren onderscheidt men vegetatieve en animale o., waarvan de eerste betrekking hebben op spijsvertering, stofwisseling, voortplanting, enz., de laatste op zintuigelijke functies.
L. Willems.
2° Publiekrechtelijke organen. De reeds lang bekende publiekrechtelijke organen zijn: Staat, Rijk, Provincie, Gemeente, Waterschap. Sinds het ontstaan der economische bedrijfsorganisatie — in typografie en andere bedrijven — is er sprake van nieuwe publiekrechtelijke lichamen: Bedrijven en Beroepen. De groep bedrijven van werkgevers en werknemers in eenzelfden tak van productie; de groep beroepen voor advocaten, accountants, artsen enz.
De Ned. Grondwet bevatte na de herziening van 1922 een artikel 194, waarin de mogelijkheid van nieuwe publiekrechtelijke lichamen uitdrukkelijk werd erkend. De Grondwetsherziening-1937 gaat nog een stap verder en geeft de grondlijnen voor bedrijven en beroepen als publiekrechtelijke lichamen. Veraart.
Lit.: L. G. Kortenhorst en J. A. Veraart, Welke moeten de hoofdlijnen zijn van een wettelijke regeling der collectieve arbeidsovereenkomst ? (1918); J. A. Veraart, Beginselen der Econ. Bedrijfsorganisatie (1921).