Deze grondsoort, die vnl. bestaat uit zandkorrels van vsch. grootte (→ Zand) en slechts 10 à 20 % (ten hoogste 30 %) afslibbare deelen (klei) bevat, neemt een zeer groot gedeelte van den Ned. en Belg. bodem in. Zand is in hoofdzaak kwarts, vandaar dat de z. arm is aan plantenvoedsel.
Het gemis aan voldoende fijne bestanddeelen maakt de z. weinig waterhoudend, maar ook gemakkelijk bewerkbaar. Inbrengen van organisch materiaal (door stalmest, groenbemesting enz.), waaruit zich humus vormt, bindt de zandkorrels meer aan elkaar en verhoogt de watercapaciteit.Door gebruikmaking van kunstmeststoffen is de productie van den z. aanzienlijk gestegen. Dankzij de meerdere technische ontwikkeling door landbouwonderwijs en het krachtig samengaan der zandboeren in boerenbonden, coöperaties (zuivelfabrieken, eiermijnen, leenbanken enz.) is het min of meer achterlijke zandbedrijf de laatste 50 jaar tot een zeer intensief gedreven bedrijf geworden. In plaats van een productie voor zelfvoorziening is gekomen productie van vleesch, melk, eieren en groenten voor de industrieele centra in eigen omgeving en voor de buitenlandsche markt. Dankzij groote arbeidzaamheid en sober leven heeft de zandboer, wiens bedrijf als regel tot de kleinere bedrijven behoort, ook in economisch minder gunstige tijden weten stand te houden. De door de Ned. Regeering in Nov. 1937 ingevoerde steunregeling voor de kleine boerenbedrijven heeft daartoe mede bijgedragen. Dewez.