1° Cornelis de, ruwaard van Putten, regent van Dordrecht; broer van 3°. * 25 Juni 1623, † 20 Aug. 1672 te Den Haag. Werd in 1648 schepen van Dordrecht, 1654 ruwaard van Putten, waarvoor hij in Geervliet wonen moest, in 1658 gedeputeerde ter dagvaart, in 1666/7 burgemeester van Dordrecht, curator der Leidsche universiteit; hij maakte als gedeputeerde op de vloot den tocht naar → Chatham mede.
Zijn aanzienlijke positie dankte hij aan den steun van zijn begaafden broer, den raadpensionaris, die ook moreel hooger stond. Op 20 Aug. 1672 werd hij zonder opgave van redenen veroordeeld tot verlies van zijn waardigheden en tot levenslange ballingschap uit Holland.
Dienzelfden dag viel hij met zijn broeder Johan de Witt (zie beneden, sub 3°) als slachtoffer eener volksbeweging. J. D.
M. Cornelissen.2° Franz Xaver, musicus. * 9 Febr. 1834 te Walderbach, † 2 Dec. 1888 te Landshut. Leerling van Proske en Schrems te Regensburg. In 1856 tot priester gewijd; in 1859 koraalleeraar aan het seminarie te Regensburg. Was vooral van beteekenis door de oprichting der Allg. deutsche Cäcilienverein (1867), welke een renaissance der oude a cappella kerkmuziek beoogde. Ook redigeerde hij de muziektijdschriften Musica sacra en de Fliegende Blätter für Kath. Kirchenmusik.
Lit.: A. Walter, Fr. W. (1889). Koole.
3° Johan de, raadpensionaris van Holland; broer van 1°. * 24 Sept. 1625 te Dordrecht, † 20 Aug. 1672 te Den Haag. Student te Leiden 24 Oct. 1641 tot Oct. 1645. Maakte een reis naar Frankrijk en Engeland, promoveerde op 22 Dec. 1645 te Angers, werd advocaat in Den Haag tot 1650. Zijn benoeming tot pensionaris van Dordrecht (21 Dec. 1650) bracht hem in de politiek. Aanhanger van de Loevesteinsche factie, de partij der staatsgezinden, waarvan hij weldra een der leiders werd. Toen raadpensionaris Adriaan Pauw, dien De Witt bij zijn afwezigheid (1662) reeds had vervangen, in Febr. 1653 was gestorven, werd hij met algemeene stemmen tot opvolger gekozen, op 23 Juli 1653. Deze benoeming voor 5 jaren werd in 1658, 1663 en 1668 hernieuwd. Een man van groote intelligentie, kennis en werkkracht, die tot stelregel had: Ago quod ago (Lat., = ik doe één ding te gelijk). Een sober man, streng van zeden, matig in spijs en drank. Een man van karakter, die niet in de eerste plaats door zucht naar persoonlijk voordeel geleid werd, maar door liefde tot het vaderland. In het godsdienstige van huis uit aanhanger der Staatskerk, was hij in religiosis uit utiliteitsoverwegingen verdraagzaam. De Kerk had zich te schikken naar den Staat. Zijn invloed in de Republiek is dank zij zijn bekwaamheden groot geweest en ging tot 1668 /9 in stijgende lijn. Dit werd bereikt door het systeem van zooveel mogelijk geestverwanten in de hoogere ambten te brengen. Staatkundige berekening was ook aan zijn huwelijk met de Amsterdamsche burgemeestersdochter Wendela Bicker (1655) wel niet vreemd. Zij stierf in den tijd (1668) dat De Witt’s verhouding tot Amsterdam onder leiding van Gillis Valckenier steeds slechter werd. De opportunisten in de politiek gingen hem in den steek laten, toen duidelijk werd, dat de verheffing van den prins niet was tegen te houden. De Witt, die een belangrijk aandeel had aan de buitenlandsche politiek, zette aanvankelijk de traditioneele verstandhouding tot Frankrijk en Engeland voort. Tengevolge van den handelsnaijver raakte men eerst los van Engeland, later (sinds 1667) van Frankrijk wegens Lodewijks machtspolitiek. De → Triple Alliantie (Jan. 1668) bracht de Rep. en Engeland weder bij elkaar. In de binnenlandsche politiek werd de terugslag van de buitenlandsche gevoeld en de gedragslijn tegenover Oranje werd naar de wisselingen ervan geregeld. De Witt heeft zich doen kennen als een bekwaam financier. Het blijkt o.a. uit de reductie van den rentevoet voor Hollands schuld van 5 op 4 % (1655). Hij was een kundig organisator. Het succes van de vloot in den tweeden Eng. oorlog was mede te danken aan zijn initiatief tot den aanbouw van grootere schepen, zijn aanwezigheid als gedeputeerde op de vloot. Ook aan de toerusting van het leger, eerst verwaarloosd, werd sinds 1666 gedacht, maar de tegenwerking was te groot, zoodat de krachten te land in 1672 onvoldoende waren. De haat tegen zijn persoon kwam in dit jaar tot uiting; de rampen werden aan hem geweten; hij werd beschuldigd van landverraad. Op 21 Juni werd een aanslag op hem gepleegd. Op 4 Aug. vroeg hij aan de Staten van Holland ontslag, 20 Aug. werd hij vermoord.
Lit.: Veegens, Hist. Studien (II 1884); Japikse, Johan de Witt (1928).
J. D. M. Cornelissen.
Johan de W. is om twee redenen bekend als wiskundige: 1° in zijn Elementa curvarum linearum (1658, door F. van → Schooten gepubliceerd in de tweede editie van Descartes, Geometria, Amsterdam 1659) geeft hij een elementaire behandeling van de analytische meetkunde met toepassing op de kinematisch voortgebrachte kegelsneden. 2° Zijn werk Waerdije van lijfrenten Naer proportie van Losrenten (1671, herdrukt in 1879 door D. Bierens de Haan) is van belang voor de levensverzekeringswiskunde, waarvan hij als de grondlegger is te beschouwen.
Lit.: J. P. van Rooijen, Le rapport de J. de W. sur le calcul des rentes viagères (in: Verzekerings-Archief, 18 1937, p. 45-81). Dijksterhuis.