Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Witsen

betekenis & definitie

1° Nicolaas, Amsterdamsch geleerde en regent. * 8 Mei 1641 te Amsterdam, † 10 Aug. 1717 aldaar. Studeerde astronomie, wiskunde, letteren, reisde veel, o.a. naar Rusland en Italië.

In 1674 lid van Gecommitteerde Raden, 1682 burgemeester van Amsterdam. In de moeilijkheden tusschen Amsterdam en Willem III was hij de voortreffelijke bemiddelaar. „Een vreedzaam en bescheiden kamergeleerde (hij maakte naam als aardrijkskundige en ethnoloog en schreef ook een boek over scheepsbouwkunde), beschroomd in zijn optreden, wars van alle ijdelheid, en die zijn regentenplichten met nauwgezetheid, maar zonder eenige ambitie vervulde” (Johan E.

Elias, Gesch. v. h. Amsterdamsche Regentenpatriciaat, 1923). J.

D. M.

Cornelissen.2° W., schilder en etser. * 13 Aug. 1860 te Amsterdam, † Maart 1823 aldaar. Studeerde aan de Amsterdamsche Acad. Zijn beste werk zijn zijn schilderingen en etsen van Londen. Minder goed zijn, vooral in later tijden, zijn stadsgezichten van Amsterdam, Dordrecht en Wijk bij Duurstede, en zijn portret en naakt. W.’s werk is over het geheel genomen zeer beschaafd.

< >