In den → Rigweda wordt Wisjnoe slechts in vijf hymnen vermeld. Hij is er de alziende zonnegod of allesomvattende god der ruimte: hij meet de ruimte met drie groote schreden, stut den hemel, bevestigt de aarde en schenkt goede woningen aan de menschen.
In het latere Hindoeïsme vertegenwoordigt Wisjnoe, wiens echtgenoote Laksjmi de godin der schoonheid en der vruchtbaarheid is, het liefdevolle, zachte en weeke element tegenover den strengen, somberen → Sjiwa.Het Wisjnoeïsme is een der vele sekten, die (in tegenstelling tot het orthodoxe Hindoeïsme, dat alle goden van het pantheon op één lijn stelt, en tot de Wedantaphilosofen, die de goden geen zelfstandig individueel zijn tegenover Brahma, de hoogste realiteit, toekennen) slechts één god als den eeuwigen schepper en bestuurder der wereld erkennen, zoodat alle andere goden van hem afhankelijk en hem ondergeschikt zijn. Voor het Wisjnoeïsme is die god Wisjnoe. De theologie, in hun heilige boeken, de zoogenaamde Agama s, bevat, Pantsjaratra (de vijf nachten) geheeten, leert dat Wisjnoe zoowel de daadwerkelijke als de stoffelijke oorzaak der periodiek terugkeerende schepping der wereld is. De schepping en de geleidelijke ontwikkeling der wereld uit den algod geschiedt onder de bestendige inwerking der → sjakti (Sjaktisme). De eeuwige zielen, die het universum bevolken, volbrengen daden, die ze naar Wisjnoe’s voorbestemming in den kringloop der wedergeboorte vasthouden of voor de „blinde duisternis” rijp maken. Slechts zij, die het groote geheim der Pantsjaratraleer vatten, vinden in vrome overgave de ware godskennis en worden met Wisjnoe in den Waikuntha-hemel vereenigd.
Met deze leer was een rijk ritueel verbonden. Op deze algemeene basis ontwikkelden zich verschillende sekten, die echter alle de liefde tot Wisjnoe (→ Bhakti) als het eenige middel ter verlossing beschouwen. Terwijl sommige Wisjnoeïsten Wisjnoe en al zijn incarnaties op gelijke wijze vereeren, hebben andere voor Rama of Krisjna, zijn twee voornaamste incarnaties, een zóó eenzijdige voorliefde, dat een dezer tot het middelpunt van geheel hun godsdienstig leven wordt. In het Krisjnaïsme hebben erotische uitspattingen meer dan eens hoogtij gevierd, wat niet belet, dat er zich vaak ook een hoogstaand godsdienstig leven in ontwikkelde. Bellon.
Lit.: H. v. Glasenapp, Brahma und Buddha (1926; A. Anwander, Die Religionen der Menschheit (1927).