Ned. dichter. * 10 Nov. 1840 te Schiedam, ♱ 1 Maart 1924 te Den Haag. Hij leed sedert 1882 aan een ernstige gezichtsverzwakking. P. is een bescheiden, maar verdienstelijk dichter, van veelal huiselijke, ietwrat weemoedige poëzie, in een soms aangrijpende lyriek. Zijn taal is klankrijk en innig.
Voorn. werken: Benjamins Vertellingen (1898) ; Kamermuziek (1904); Levensavond (1920).
Lit.: Gulden Winckel (1910) ; C. Scharten, Krachten der Toekomst (II 1909). Piet Visser.