Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Willem Kloos

betekenis & definitie

Letterkundige. * 6 Mei 1859 te Amsterdam; studeerde Klass. lett. aldaar, is oprichter en redacteur van het maandblad De Nieuwe Gids, en de belangrijkste stuwkracht van de Tachtiger Beweging in de letterkunde. Zijn lyriek, vooral uit de eerste jaren, heeft als op slag de Ned. poëzie vernieuwd, door een einde te maken aan de zgn. domineespoëzie, en weder het zinnelijke ervaringsleven tot motief der dichtkunst te aanvaarden. Principieel verdediger van het individualisme, zuiverde Kloos de kunst van een burgerlijke neiging naar vaag-algemeene begripsverbeelding, echter overschatte hij de beteekenis van de individueele stemming.

Van hem is de formule: kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Zijn literaire critiek wees op de fouten der oudere school, maakte ruim baan voor de jongeren en verbond de Tachtiger Beweging met de Engelsche Romantiek, speciaal van Shelley. Hij leidde de gedichten van Jacques Perk in met een klassiek prozastuk, dat klonk als een beginselprogram.

In latere critieken toont K. groote waardeering voor Ned. dichters uit het verleden. Hij bezorgde een bloemlezing uit de werken van Feith, en een uit de gedichten van Bilderdijk, en gaf schetsen uit over de Ned. dichters der 18e eeuw.Werken: Verzen (1894); Nieuwe Verzen (1895); later 3 dln. Verzen (1902-1913); Veertien jaar Literatuurgeschiedenis (1896); Nieuwere literatuurgesch. en letterk. inzichten en vergezichten (24 dln. 1916-1935); Een daad van eenvoudige rechtvaardigheid (1909).

Lit.: F. Coenen, Studies van de Tachtiger Beweging; Ant. Donker, De Episode van de vernieuwing onzer poëzie; Max Kijzer, W. K., zijn binnengedachten ; K. H. de Raaf, W. K., de mensch, de dichter, de kriticus. Asselbergs.

< >