Cossus cossus. Deze leeft in wilgen-, berken-, eiken-, en populierhout, verpopt zich daar onder den bast na eerst den uitgang toegepleistert te hebben met houtknaagsel en speeksel.
De w. is vuil vleeschkleurig; op den rug matrood; heeft zwarten kop en geel, zwart gevlekt nekschild. Zij is zeer schadelijk, leeft meerdere jaren en bezit een eigenaardigen geur.
De vlinder is grijsbruin gemarmerd met vele zwarte gegolfde dwarslijnen. Vleugelspanning 60-94 mm.
De soort is verbreid over Europa, Westelijk Midden-Azië tot Noordelijk Perzië en N. Afrika. Bernink.