een kuip, waarin de druiven worden verzameld en geperst om het sap eruit vrij te maken. Tegenwoordig geschiedt dit meestal mechanisch; bij de Oostersche volken der Oudheid stond een arbeider in de pers, die met zijn voeten de druiven trad en zoo het sap eruit perste.
In de H. Schrift is degene, die de wijnpers treedt, het zinnebeeld van den overwinnaar, die triomfeert over zijn vijanden en de schuldigen straft; zoo bij Is. 63.1-7 en Apoc.14.19 en 20.
Ook in de Christel, iconographie is de Mystieke Wijnpers een belangrijk gegeven, doch met gewijzigde symboliek (zie plaat; vergelijk den index achter in dit deel). Christus, aanvankelijk zegepralend, doch sedert de 14e/15e eeuw lijdend voorgesteld, met lendendoek om het middel en doornenkroon op het hoofd, stampt de druiven (die soms door nevenfiguren worden aangebracht: geloovigen, Evangelisten) in een wijnpers, terwijl Hij zelf als de mystieke druif door den wijnpersbalk wordt samengedrukt, zóó dat zijn kostbaar Bloed uit het H. Lichaam vloeit. Oudste voorstelling: miniatuur in het ➝ „Hortus deliciarum”; verder muurschildering te Kleinkomburg; houtsnede (Staatsbibl., München); retabel in de St. Lorenzkirche te Neurenberg; uit de 16e eeuw: retabel in de O. L.
Vrouwekerk te Aarschot, gravures van H. Wierix; uit de 17e eeuw is bekend een glasraam in de St. Etienne-du-Mont te Parijs.
Lit.: C. de Clercq, De m.w. in woord en beeld (in: Eucharistisch tschr., 1936, 337-346); A. Thomas, Die Darstellung Christi in der Kelter (1936).