dienen om het gewicht van lichamen te bepalen, door vergelijking met geijkte gewichten. Hun werking steunt op de wet der hefboomen (macht maal machtarm is gelijk aan last maal lastarm) ofwel op de gelijke vormverandering van een veer, onder den invloed van het gewicht van het te wegen lichaam en dat van even zware geijkte gewichten.
Een gelijkarmige balans is een hefboom (het juk) met twee gelijke armen, die in zijn midden het mes, een klein driezijdig prisma uit hard metaal, draagt; de scherpe ribbe van het mes is naar onder geplaatst, zoodat het juk met deze op de kap van den verticalen stut rust. Twee schalen zijn door middel van messen aan de uiteinden van het juk opgehangen; een van deze zal het te wegen lichaam dragen en de andere de geijkte gewichten. Als de lichamen op beide schalen even zwaar zijn, neemt het juk den horizontalen stand in; de wijzer, die in het midden van het juk is aangebracht, staat dan voor de nul der schaalverdeeling.
Een balans is juist, wanneer bij gelijke belasting van de schalen het juk horizontaal, dus de wijzer op nul staat; daartoe is noodig dat de armen van het juk even lang zijn en de schalen even zwaar. Om bruikbaar te zijn moet een balans uit zich zelf, zonder belasting, een horizontalen evenwichtsstand innemen, daarom moet het zwaartepunt van het juk onder de steunas van het mes liggen. Een balans is gevoelig, wanneer zij genoegzaam uitwijkt onder het gewicht van een kleinen overlast, die in een der schalen geplaatst wordt; daarom moeten de messen zoo scherp mogelijk zijn, om de wrijving te vermijden; het juk moet lang zijn en licht wegen en zijn zwaartepunt moet zoo weinig mogelijk onder het steunpunt liggen. Er moet echter voor gezorgd worden, dat het juk onder den invloed van het gewicht niet kan doorbuigen.
Bij een balans van Roberval of weegschaal, hangen de schalen niet aan het juk, doch ze worden er door gedragen; het juk is een gearticuleerd parallelogram, opdat de schalen altijd horizontaal blijven.
Een microbalans heeft een uiterst fijne gevoeligheid, bijv. tot 0,1 mg. De fijnste microbalansen hebben geen juk, maar zijn → torsie- of buigingsbalansen; hun werking steunt op de torsie of buiging van een fijnen draad uit glas of kwarts.
De Romeinsche balans of unster is ongelijkarmig. Zij werkt met een enkel loopgewicht en de verhouding der hefboomsarmen kan veranderen door het verschuiven van dit eenig gewicht. De arm,waaraan het te wegen lichaam wordt gehangen, blijft standvastig : op den anderen, veel langeren arm, waarover het loopgewicht kan verschoven worden, is een schaalverdeeling aangebracht; de stand van het loopgewicht op deze schaalverdeeling laat toe het gewicht van het lichaam af te lezen.
De bascule of brugbalans van Quintenz is bestemd om zware lasten te wegen. Zij bestaat uit een stel hefboomen, dat zoo is samengesteld, dat men maar over betrekkelijk kleine geijkte gewichten behoeft te beschikken om een tienmaal grooteren last te kunnen wegen. Zie verder → Brugbalans.
Veerunsters (veerbalans) en weeghaken zijn dynamometers: hun werking berust op de elasticiteit van spiraalvormige veeren of van stalen staven, die in V-vorm geplooid zijn. Twee gelijke gewichten zullen bij deze toestellen dezelfde vormverandering veroorzaken. Hun schaalverdeeling moet op voorhand door middel van geijkte gewichten worden opgemaakt. Zie ook → Veerbalans.
J. Wouters.