Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Wassenbergh

betekenis & definitie

Everwinus, taalgeleerde. 1742 te Lekkum, ✝ 1826 te Franeker. Studeerde aan de hoogescholen van Franeker en Leiden.

In 1768 werd hij hoogleeraar te Deventer, sinds 1771 te Franeker in de philologie der Grieken en Romeinen. Van zijn hand verscheen o.a. „Verhandeling over de eigennamen der Friesen” en „Taalkundige bijdragen tot den Frieschen tongval”, waardoor hij de eerste werd, die het Friesch betrok in de taalwetenschap.

Veel studie maakte hij over Gijsbert ➝ Japicxs, over wien hij ook colleges gaf. Het begin van de 19e eeuw noemt men in de Friesche literatuurgeschiedenis den tijd van de „Wassenbergsche Renaissance”.Lit.: W. B. S. Boeles, Gesch. v. d. hoogeschool en het athenaeum te Franeker (1878-1889); G. Gosses, Friesland en de Friesche Beweging (1931).

Ydema.

< >