Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Volkstaal

betekenis & definitie

1° Taalgroep, gevormd door de lagere maatschappelijke klasse, door het lagere volk, in tegenstelling met cultuurtaal. V. is voor den algemeen-taalkundige interessanter en dankbaarder terrein dan de cultuurtaal. V. heeft meer gevoel en phantasie, meer zin voor concreetheid, is individualiseerend en beeldend, vaak omslachtig, gehecht aan spreuken en spreekwoorden, minder logisch. Uit de Oudheid is van v. weinig bewaard, bijv. slechts weinig vulgair-Grieksch en vulgair-Latijn.

Soms wordt met v. bedoeld: streektaal, tongval, dialect, maar dit wekt verwarring, want ook in het dialect zijn v. en cultuurtaal te onderscheiden. Vgl. ➝ Volgare.Lit.: A. Bach, Deutsche Mundartforschung (1934, 140 vlg.). Weijnen.

2° De door de diverse volkeren gesproken talen, dus bijv. Nederlandsch, Engelsch, Italiaansch.

Voor gebruik in de Kath. liturgie, zie ➝ Kerktaal.

< >