(Papilionaceeën), een plantenfam., die meestal als onderfam. (Papilionoideeën) tot de Leguminosen gerekend wordt en hoofdzakelijk kruidachtige gewassen omvat met bloemen, die een vlindervorm bezitten; deze bestaan uit een vijftandigen of tweelippigen kelk en een vijfbladerige bloemkroon, waarvan het bovenste opstaande blad de vlag, de twee onderste de kiel en de twee zijdelingsche de zwaarden genoemd worden. Er zijn tien een- of tweebroederige meeldraden en een eenbladig vruchtbeginsel, dat tot een peul uitgroeit. Tot de v. behooren in onze streken gaspeldoorn, brem, stalkruid, klavers, vogelpootje, wikke, lathyrus en kroonkruid. Gekweekt worden gouden regen, lupine, tuinboon, boon, erwt, linze, blazenstruik, acacia, blauwe regen en in de tropen vooral de balsemboom, aardnoot, Pterocarpus, sojaboon en helmboon.
Bouman.