Gem. en stad in de prov. Z. Holland langs den Nieuwen Waterweg. Opp. 883 ha (klei, vnl. weidegrond).
Ca. 29 000 inw. (61% Ned. Herv., 11,5% Kath., 16 % Geref., 3 % zonder kerkgenootschap). V. is de voornaamste handels- en aanvoerplaats van haring in Ned. Daarnaast is V. een transito- en industrieplaats geworden.
Het heeft de grootste losbruggen ter wereld en was voor de crisis de derde Ned. zeehaven (vnl. massagoed). De goederenbeweging was in 1925 ca. 75% van die van Amsterdam. De voornaamste industrieën zijn: machines, glas, olie, zeep, kunstmest, touw, chocolade en suikerwerken.
Dan is er nog eenige industrie in verband met de melkproductie en de visscherij (zeilmakerijen en kuiperijen).
De nieuwe haventerreinen liggen langs den Nieuwen Waterweg. V. breidt zich vooral uit in Westelijke richting en naar het Noorden (Vlaardinger-Ambacht).Bezienswaardig zijn: de Delflandsche Sluis (met fraaien wapensteen), de Vischbanken van 1778 (Klassicistisch) alsmede het sierlijke Stadhuis van 1650 (Hollandsch Renaissance; gerestaureerd 1912).
Geschiedenis. Flardinc, Flardinga, Flerethinga, Flaridingum (?) was de naam van een Friesche volksplanting aan den Maas-Merwemond, soms geïdentificeerd met de gouw Marsum, waarin een kerk lag, die door den clericus Heribald aan St. Willebrord en door dezen in 726 aan Echternach geschonken werd. Deze identificatie stuit op het bezwaar, dat de bedijking en ontginning jonger moeten zijn; dit geldt ook tegen de hypothese, 'dat St. Willebrord zelf de kerk heeft gesticht. Diederik III stichtte hier ca. 1015 een sterkte (→ Dordrecht).
Zij werd basis voor de ontginning der venen van Holland. Uit de sterkte is de stad gegroeid, die sinds 1273 (privilegie van Floris V) als een der kleine steden van Holland gold. De bevolking (1795: ca. 5 600; 1869: ca. 8 575; 1899: ca. 16 600; 1930: ca. 27 800) leefde tot in de 19e eeuw vnl. van de groote visscherij. Thans is V. (dank zij den Nieuwen Waterweg) vooral handelsstad (derde haven van Ned.) en herbergt het belangrijke industrieën.
Behalve de parochiekerk (St. Willebrord, 1573 afgebrand, 1582 herbouwd voor den Herv. eeredienst) had V. vóór de Hervorming een gasthuis, een Kruisbroeders- en een Tertiarissenklooster benevens een kapel buiten de muren in de buurt Zouteveen. Daar bleef de bevolking voor een deel Kath. en kwamen ambulante missionarissen tamelijk druk; 1683 werd er een vaste statie gesticht, die eerst 1869 een kerk binnen de stad betrok.
Lit.: (meerendeels sterk verouderd) Nievelt, Handvesten enz. v. V. (1775); id., V. in zijn opkomst (1807); P. G. Q. Sprenger van Eijk, Gesch. en merkwaardigheden der stad V. (1831); F. W.
J. Landsman, Het amb. v. V. (1927); A. van Lommel S.J., De par. V. (De Katholiek, 71, 1877, 273 vlg. en 334 vlg.); Bijdr. bisd. Haarl. (passim; zie reg. I-L). Rogier.