Dit ambt ontstond onder de ➝ Abbassiden en werd het eerst bekleed door de Barmekiden, die onder Almansoer (754-775) als staatsman en veldheer grooten invloed hadden. Zij waren van Perzischen oorsprong; hun geest komt tot uiting in het nieuwe ambt. Volgens hun opvatting had de vorst (de kalief) iets goddelijks en was derhalve ongenaakbaar. Noodzakelijk was een bemiddelaar tusschen vorst en volk en daarvoor diende de vizier (= uitvoerder).
Heel makkelijk kon de v. echter alle macht aan zich trekken. Ook het rijk der Osmanen kende het ambt van v. (grootvizier). Slootmans.Naar analogie worden door v. vertaald de voornaamste titels van den hoogsten ambtenaar in het pharaonische Egypte, wiens bevoegdheden zoowel de rechtspraak betroffen als het landsbestuur in den meest uitgebreiden zin. Oorspronkelijk was er slechts één vizier, later vinden wij een v. van Boven-Egypte en een v. van Beneden-Egypte. Bent.