Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Visser

betekenis & definitie

1° Johannes Theodoor de, Ned. theoloog en staatsman. * 9 Febr. 1857 te Utrecht, † 14 April 1932 te Den Haag. Aanvankelijk studeerde hij rechten en daarna theologie, waarin hij promoveerde (Mei 1880). Vervolgens was hij als Ned. Hervormde predikant werkzaam tot 1909 te Leusden, Almelo, Rotterdam, Amsterdam.

De schoolkwestie bracht hem in het staatkundig leven, waarin hij een der voornaamste leiders van de Christelijk-historischen was. In 1896 nam hij actief deel aan de oprichting van den Christelijk-historischen kiezersbond en werd de eerste voorzitter van de Christelijk-historische Unie (1908). In 1897 kreeg V. zitting in de Tweede Kamer. Ook in het sociale leven heeft hij zich bewogen, zoo zelfs, dat de theologische studie op den achtergrond kwam.

Zoo stichtte hij in 1898 den Christelijk-Nationalen Werkmansbond en trad op als leider van het orgaan „De Voorzorg”. In het eerste en tweede ministerie-Ruijs de Beerenbrouck (1918-’22, 1922-’25) stond V. aan het hoofd van het departement van Onderwijs en Wetenschappen. Als minister bracht hij in de bekende lageronderwijswet van 1920 het pacificatie-beginsel der grondwetsherziening van 1917 tot werkelijkheid door de financieele gelijkstelling van het openbaar en bijzonder lager onderwijs.

In de groote ministerieele crisis 1925-’26, na de breuk van de coalitie en den val van het eerste ministerie-Colijn, werd V. tweemaal belast met de vorming van een kabinet, eerst van een rechts parlementair, dan van een extra-parlementair ministerie, doch hij zag beide malen zijn pogingen mislukken.

Van 1925 tot ’29 heeft V. nog zitting gehad in de Tweede Kamer, daarna trok hij zich terug uit het staatkundig leven. V. was een man van breede kennis en een gevierd redenaar. In het ambtelijk en maatschappelijk leven bekleedde hij een groot aantal belangrijke functies, o.a. die van voorzitter van den Radioraad, van de Radio-omroepcontrôlecommissie, van de Vereeniging voor Christelijk volksonderwijs.Werken: V. heeft veel gepubliceerd, o.a. De daemonologie van het Oude Testament (diss., 1880); Hosea, de man des geestes (1886); Hebreeuwsche archeologie (1893); Onze Plichten (1894-’97); Kerk en Staat (z.j. = 1926-’27). Verberne.

2° Philips Christiaan, Ned. Alpinist en ontdekkingsreiziger. * 8 Mei 1882 te Schiedam. Na verschillende toppen van de Alpen en den Kaukasus bestegen te hebben, ondernam V. o.a., begeleid door zijn vrouw, verschillende tochten in het Karakorum-gebied, welke een zeer groote waarde hebben voor de cartographische, hydrographische en biologische kennis van deze streken. V. was langen tijd generaal-consul voor Nederland te Calcutta en is thans gezant te Angora.

Werken: Boven en beneden de sneeuwgrens (1910); Op en om den Mont-Blanc (1918); Naar Himalaya en Karakorum (1923); Naar onbekend Midden-Azië (1926); Door de Bergwoestijnen van Azië, Karakorum, Aghil en Kuen-Lun-gebergte (1931); Langs de Noordelijke flanken van de Karakorum (1936). Zijn vrouw Johanna Visser-Hoofdt schreef: Among the Karakorum Glaciers in 1925 (1926). de Visser.

3° Tjipke, Friesch beeldhouwer. * 12 Dec. 1876 te Workum (Fr.). Volgde de teekenlessen op de normaalschool te Amsterdam en den avondcursus in het boetseeren aan de industrieschool. Teekende naakt op de Amsterdamsche Academie. Hij werd beeldhouwer en onderscheidde zich vooral door een vrij strenge styleering der vormen. Bouwbeeldhouwwerk en kleine beelden (vogels) in ivoor. Maakte ook een aantal houtsneden.

Engelman.

< >