De v. dient om trekvisschen, zooals zalmen en palingen, gelegenheid te geven een hindernis in een rivier, bijv. een stuw, te passeeren. Een v. kan bijv. bestaan uit een reeks kleine bassins, welke met gelijke hoogteverschillen op elkander volgen, en aldus een soort trap vormen. Uit het bovenpand stroomt water in het bovenste bassin, daaruit in het tweede, enz. zoodat door de geheele trap een stroom water loopt. De ligging van de v. moet zoodanig zijn, dat de visschen den uit de trap komenden stroom gemakkelijk vinden, waarna zij door hun instinct gedreven tegen den stroom in gaan en aldus het bovenpand bereiken.
De v. volgens het systeem van den Belg. ingenieur Denil bestaat uit een hellende goot, langs de wanden waarvan gebogen vlakken voorkomen, welke het doorstroomende water in wervelende beweging brengen, en zoodoende de snelheid beperken. Egelie.