Dam in een waterloop, dienende om den waterstand te verhoogen. Het doel hiervan kan zijn: het benutten van het verval voor het opwekken van electrischen stroom; het benutten van het water vóór de s. voor het bevloeien van landen, het stellen van inundaties of het voeden van een kanaal; het verkrijgen van een grootere vaardiepte. Men onderscheidt vaste en beweegbare s. Bekende voorbeelden van vaste s. zijn de zgn. reservoirstuwen (Talsperren), waarmede het dal van een waterloop wordt afgesloten voor het vormen van een reservoir (stuwbekken), meestal ten behoeve van de opwekking van electriciteit (bijv. de s. in het dal van de Gileppe in de Belgische Ardennen nabij Verviers).
In Ned.-Indië zijn veel vaste s. gebouwd voor bevloeiingsdoeleinden. Beweegbare s. komen bijv. in Nederland en in België voor op de Maas. Een vaste s. bestaat uit: het eigenlijke stuwlichaam, zijnde een muur meestal van steen of beton; de onderbouw, welke het stuwlichaam draagt, den druk op den ondergrond overbrengt en onderloopsheid voorkomt; de landhoofden, welke het stuwlichaam aan de einden afsluiten, den overgang naar de oevers vormen en achterloopsheid voorkomen; en het stortebed, zijnde het tegen uitspoeling verdedigde gedeelte van den bodem achter de s. Bij een beweegbare s. bestaat het eigenlijke stuwlichaam niet uit een vasten muur, doch uit wegneembare afsluitingsmiddelen, gewoonlijk van ijzer.
Hiervoor past men toe schotbalken, naalden gesteund door jukken (naar den ontwerper Poiréjukken genaamd) met verbindingsbalken, kleppen, cylinders en schuiven. Naar gelang van de afsluitingsmiddelen spreekt men van naald-, kleppen-, cylinder- of schuivenstuw. Egelie.