Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vermeersch

betekenis & definitie

Arthur Maria Theodoor, vermaard moralist, canonist, ascetisch schrijver, Jezuïet. * 26 Aug. 1858 te Ertvelde (bij Gent), ✝ 12 Juli 1936 te Leuven. Priester gewijd 26 Juli 1889, sedert 1918 prof. aan de Gregoriana te Rome.

Voorn. werken o. a.: Theologia moralis (4 dln. 1933-’35); De religiosis Institutis et Personis (2 dln. I 1907, II 1910) : Epitome iuris canonici (met J. Creusen S. J.; 3 dln. 1933-’36); Pratique et doctrine de la dévotion au Sacré-Coeur (2 dln. 1930); Méditations sur la Sainte Vierge (3 dln. 1933). Uitg. van Periodica de re morali, canonica, liturgica, sedert 1905. Volledige lijst zijner talrijke geschriften in: Miscellanea Vermeerseh (II 1935). Schweigman.

2° Gustaaf, schrijver. * 1878 te Veurne, ✝ 1924 te Aalst. Autodidact, naturalistisch schrijver van een aantal grijs-sombere werken, waarin het instinctenleven (vaak het laagste en het brutaalste) trek na trek ten volle uitgeteekend wordt. Ten getuige de romans Mannenwetten, Nazomer, Het rollende Leven, Het Wederzien, enz., die daarbij nog zwak van compositie zijn. Sterker gebouwd, maar even troosteloos-treurig en zelfs walgelijk is zijn eerste en meest bekende werk: Last (2 dln. 1904). Streng voorbehouden lectuur. Sobry.

< >