bestaat in het gemis aan iets, dat een beginsel is van het kennen der waarheid, zooals lichamelijke blindheid het gemis is aan gezichtsvermogen, dat het beginsel is om de stoffelijke dingen te kennen en waar te nemen. Een beginsel nu van het kennen der waarheid is o.a. de verlichting door Gods genade. Als God deze aan iemand onthoudt of ontneemt, lijdt die mensch aan verblindheid des geestes. Dit geschiedt soms als straf voor de zonde.
Een ander beginsel voor het kennen der waarheid is de kennis van de algemeene grondbeginselen der natuurlijke kennis, waaruit het verstand vele conclusies afleidt. De mensch kan deze beginselen voor oogen houden; zijn aandacht er aan schenken; hij kan echter ook het tegendeel doen: ze voorbijzien. Dit laatste kan moedwillig geschieden. Er zijn menschen, die waarheden van algemeene beteekenis niet willen zien, omdat zij de consequenties ervan niet willen aanvaarden.
Het kan ook geschieden zonder moedwil, maar toch op schuldige manier, bijv. tengevolge van gemakzucht, of omdat men te veel aandacht geeft aan dingen van minder waarde. In beide laatste gevallen is de verblindheid des geestes een zonde. Bender.