Rijks- en gemeenteveldwacht. In Nederland. De eerste is hiërarchisch en centraal georganiseerd (brigadier, brigadier-majoor, districtscommandant), de laatste niet. Beide behooren tot de ➝ politie en zijn ➝ opsporingsambtenaren, de laatste alleen in de gemeente waarvoor zij zijn aangesteld, de eerste in het heele rijk.
Verschil tusschen gemeenteveldwachters en gewone agenten van politie is, dat de eerste worden aangesteld door de commissaris der koningin in de provincie, de laatste door den burgemeester op aanbeveling van den commissaris van politie zoo er een is; de eerste hebben opsporingsbevoegdheid t.a.v. alle strafbare feiten, de laatste alleen van overtredingen der plaatselijke verordeningen en van overtredingen in bijzondere wetten genoemd: dit zijn practisch bijna alle overtredingen (niet dus t.a.v. misdrijven). Behalve bezoldigde zijn er ook onbezoldigde rijks- en gemeenteveldwachters, die niet als zóódanig bezoldiging genieten: deze aanstelling geschiedt om particuliere beambten of soms ook rijks- of gemeentelijke politieambtenaren, die anders geen (jachtopzieners, mijnpolitie) of slechts beperkte (controleurs van de Drankwet, van de Warenwet, van het Verkeerstoezicht, van de arbeidsinspectie, politieagenten e.d.) opsporingsbevoegdheid bezitten, volledige opsporingsbevoegdheid te geven. Bezoldigd zijn deze dus uit anderen hoofde. Voor rijks- en gemeenteveldwacht beide bestaat een instructie, waarin hun plichten en bevoedheden zijn omschreven. Kleene.In België is de v. een afzonderlijke groep van de gemeentepolitie (zie ➝ Politie).