Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Velde

betekenis & definitie

1° Van de, naam van schildersfamilie te Amsterdam en Haarlem. Oudste lid was Willem Sr.* Ca. 1611 te Leiden, † 1693 te Greenwich, teekenaar en schilder van schepen en marines. Van 1632 af te Amsterdam en in 1674 in dienst getreden bij Karel II van Engeland. In opdracht van de Staten maakte hij aan boord van de vloot vele teekeningen van schepen en zeegevechten.

Hij had hierin groote vermaardheid, die slechts overtroffen werd door die van zijn zoon Willem Jr., * 18 Dec. 1633 te Amsterdam, † 6 April 1707 te Greenwich. Leerling van zijn vader en van Sim. de Vlieger. Ook hij vergezelde de vloot om zeegevechten tegen Engeland en Frankrijk te schilderen. In 1677 door Karel II tot hofschilder benoemd; na ’s konings dood in 1685 voor korten tijd te Amsterdam terug, maar spoedig in dienst van Jacobus II, bleef hij verder in Engeland.

Zijn marines hooren tot de beste, in de 17e eeuw geschilderd. Uit zijn talrijke teekeningen blijkt zijn uitnemend kennerschap van het schip in al zijn onderdeelen, maar daarbij was hij een groot schilder met een sterk gevoel voor natuurstemmingen, atmospheer en kleur. Zijn werken zijn altijd het hoogst in Engeland gewaardeerd en de beste bevinden zich daar nog. Hij had vele navolgers.

Zijn broeder Adriaen, schilder en etser, * vóór 1635 te Amsterdam, † 21 Jan. 1672 aldaar, hoort tot de beste landschapschilders onzer 17e eeuw, was daarbij een voortreffelijk figuur- en dierschilder en stoffeerde landschappen van de grootsten (Ruysdael, Hobbema e.a.) met figuren.Twee broeders van Willem Sr. waren: Esaias, schilder en etser, * ca. 1590 te Amsterdam, † 18 Nov. 1630 te Den Haag. Meestentijds werkzaam te Haarlem, waar hij leider was der ontbloeiende landschapschilders. Hij heeft op dit gebied veel nieuws gebracht. Jan v. Goyen was zijn leerling. En Jan, graveur en schilder, * ca. 1593 te Rotterdam, † na 1641 te Enkhuizen. Ook geruimen tijd werkzaam te Haarlem, waar hij eveneens, vooral in zijn prenten, die uitmunten door fijngevoelde natuurstemming (o.a. vaak voor boekillustraties), veel heeft bijgedragen tot de ontwikkeling der landschapschildering.

Lit.: W. Bode, Holl. u. vläm. Malerschulen (41923); F. Willis, Die Nied. Marinemalerei (1911); R. Grosse, Die holl.

Landschaftsk. 1600-1650 (1925); K. Zoele v. Manteufel, Die Künstlerfam. v. d. Velde (1927); J. v. Gelder, J. v. d. Velde (1933). Schretlen.

2° Anton Van de, dichter, roman- en tooneelschrijver en begaafd regisseur. * 8 Juli 1895 te Antwerpen. Zijn optreden ca. 1924, met de „Zonderlinge Gast” en „Christoffel”, was het begin van een reeks merkwaardige tooneelteksten. Sedert 1930 leverde hij schitterende tooneel-ensceneeringen, ook in Nederland. Men vindt bij V. wrange bitterheid, scherp sarcasme, diepen levensernst, en ondanks alles een onverwoestbaar levensoptimisme. Taal, stijl en dialoog zijn van verbluffende vaardigheid. Hij is modern van stijl, techniek en regie-uitwerking.

Zijn dichterlijke arbeid draagt een sterk dramatisch karakter en is keurig gestyleerd. V. is een artistiek vertaler, schreef uitstekende kinderboeken en een levensroman, waarin hij zich een handig stylist vertoont. Werken: De zonderlinge Gast (1924); Christoffel (1924); Tijl I (1925); Sinte Lutgardis (1928); Tijl II (1929); Halewijn (1929); Radèske (1932); Faust junior (1932); Radijs (1933); Radijs en Bot op sterrevaart (1935). Roman: Het hart vecht.

Lit.: C. Godelaine (in: Tooneelgids, 1930); W. Putman (in: Tooneelgroei, 1927); L. Monteyne (in: Kritische Bijdr., 1927).

A. De Maeyer.
3° Emile Van der, Belg. socialistisch staatsman. * 25 Jan. 1860 te Elsene. Werd als student lid van de Belg. werkliedenpartij; nam er spoedig, dank zij zijn studies in de rechten en in de sociale en politieke wetenschappen en zijn redenaarstalent, ’n vooraanstaande plaats in. In 1894 werd hij lid van de Kamers der Volksvertegenwoordigers en leeraar aan de Universiteit te Brussel.

Op 4 Aug. 1914 werd hij staatsminister en in 1916 minister van Bevoorrading. Na den Wereldoorlog maakte hij, als leider der socialistische partij, deel uit van schier alle drieledige ministeries; als minister van Buitenlandsche Zaken vertegenwoordigde hij België op de Vredesconferentie te Parijs van 1919. Ook had hij een groot aanzien in de socialistische Internationale.

Als schrijver van talrijke sociale en politieke studies, en als theoreticus van het socialisme geniet hij wereldfaam.

Werken: o.a. Realisations socialistes (1923); Fautil changer notre programme? (1923); Le marxisme a-t-il fait faillite? (1926).

Uytterhoeven.

4° Franciscus van de, ook: de Campo, zie ➝ Sonnius.
5° Heimericus van de, ook: de Campo.* Eind 14e e. te Son in N. Brabant, † 11 Aug. 1460 te Leuven. Vanaf 1435 leeraar in de H. Schrift te Leuven. Een hs. van zijn werk wordt bewaard te Brussel, een ander te Tongerloo.

Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (IX).

6° Henry Van de, architect. * 1863 te Antwerpen. Voorvechter van de moderne bouwkunst in België. Professor aan de „Université Nouvelle” te Brussel (1894); verhuisde 1900 naar Berlijn. Voerde o.a. het Folkwang Museum te Hagen uit. In 1901 stichtte hij de kunstnijverheidschool (het latere „Bauhaus”) te Weimar. Van 1920 tot 1925 werkte hij te Den Haag (museum voor moderne kunst op „De Hooge Veluwe”). In 1926 naar Brussel, als leider van het „Institut supérieur des arts decoratifs” aldaar. Tevens prof. aan de Gentsche Universiteit. Vele publicaties, o.a.: Amo (1910); Essais (1912); Les formules d’une esthétique moderne (1925); Le Nouveau (1931).
v. Embden.
7° Jacobus van de (Veldius), Augustijn. * 1526 te Brugge, † 2 Juli 1580 te St. Omaars. V. was godgeleerde en scripturist. Ook provinciaal der Keulsch-Belgische provincie (1571-74). Tevens was hij een machtig kanselredenaar, genoemd „de geesel der ketters”. Om zijn krachtdadig optreden tegen de Geuzen, werd hij door hen mishandeld en uit Brugge verbannen (1580). Hij stierf aan de gevolgen daarvan te St. Omaars in de St. Bertinusabdij. Acht werken, meest van scripturistischen en polemischen aard, werden door hem in het licht gegeven.

Lit.: Keelhoff, Hist. du couvent des Augustins à Bruges (1869, 220-225).

A. V. d. Born O.E.S.A.
8° Jan Frans van de, bisschop. * 8 Sept. 1779 te Boom, † 2 Aug. 1838 te Gent. Na vsch. bedieningen te hebben vervuld, werd hij pastoor-deken te Lier in 1825 en in 1829 verheven tot bisschop van Gent. Hij stichtte vsch. colleges. Op zijn vraag werd het bisdom van Brugge van dat van Gent gescheiden in 1833. Door ziekte tot niets doen gedwongen, vroeg en bekwam hij eervol ontslag begin 1838.

Lit.: P. Claessens, La Belgique chrétienne (II).

Allossery.

< >