Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vánitas vanitátum, et ómnia vánitas

betekenis & definitie

(Lat.) = IJdelheid der ijdelheden, en alles is ijdelheid (Eccl.1.2; ook: 12.8). De genitivus hebraïcus van het eerste gedeelte wil zeggen: allerijdelste ijdelheid; het „alles” van het tweede beteekent: wat de mensch onderneemt om op aarde blijvend gelukkig te willen worden. C. Brouwer.

< >