Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Uurwerk

betekenis & definitie

Instrument voor het meten van den tijd. In de fig. is het beginsel weergegeven van een slingeruurwerk met aandrijving door een gewicht. Het koord, waaraan het gewicht P hangt, is gewonden op een as, waaraan een tandwiel bevestigd is. Dit stelsel zou, aan zich zelf overgelaten, een versnelde beweging verkrijgen; door den slinger wordt echter, door middel van de stang g, het anker-echappement ACB heen en weer bewogen; de haken A en B grijpen daarbij in de tanden van het wiel, dat zich daardoor bij iederen heen- en weergang van den slinger één tand verplaatst.

De vorm van de tanden en de haken A en B is zoo gekozen, dat telkens aan den slinger een kleine stoot wordt medegedeeld, waardoor de slinger in beweging wordt gehouden. De beweging van het tandwiel wordt overgebracht op de wijzers van het u. In plaats van een dalend gewicht kan men ook een gespannen veer voor de aandrijving van het u. gebruiken.Ook kan in plaats van den zwaartekrachtsslinger een klein rad wordengebruikt,dat schommelingen volbrengt onder invloed van de veerkracht van een spiraalveertje; de schommelingen van dit rad, de onrust, regelen weer door een echappement den gang van het u.

Bij zakhorloges, die in iederen stand moeten loopen en dus onafhankelijk moeten zijn van de zwaartekracht, moet de aandrijving door een 'veer en de regeling door een onrust geschieden. Zie ook ➝ Chronometer.

De gang van een u. wordt bepaald door den slingertijd van slinger of onrust; deze slingertijd moet dus zoo goed mogelijk constant worden gehouden. Om den invloed van de thermische uitzetting te elimineeren stelt men den slinger zoodanig samen uit deelen van verschillend metaal, dat de uitzettingen der deelen elkaar opheffen (compensatieslinger) of men gebruikt een slinger van invar. Daar de werking van het echappement op den slinger de gelijkmatigheid van den gang kan beïnvloeden, heeft men vsch. systemen bedacht, waarbij deze werking tot een minimum wordt gereduceerd.

Over de astronomische precisie-uurwerken zie hierbeneden.

Geschiedenis. (Zie plaat; vergelijk den index in kolom 831/832.) De oudste tijdmeters waren ➝ gnomon en ➝ zonnewijzers; daarnaast werden water-, olie- en zanduurwerken gebruikt. De eerste raderuurwerken ontstonden omstreeks 1300. Zij waren voorzien van een horizontaal slingerenden staaf, de balans, die op dezelfde wijze op een tandwiel werkte als het bovenbeschreven echappement, maar die niet door een slinger bewogen werd, doch alleen door de stooten van het tandwiel; de gang van deze u. was onregelmatig.

Het rader-uurwerk werd sedert de 14e eeuw vnl. gebruikt als torenuurwerk (Straatsburg, Danzig e.a.), in de 15e eeuw ook als huismeubel; in de 16e eeuw aanmerkelijk verbeterd door de uitvinding van de gespannen veer. Ofschoon in de 16e eeuw de zandlooper nog in voege is, zien we toch meer de klok, vnl. de hangklok, door een gewicht in beweging gebracht, in gebruik. Sedert de invoering van den slinger (1657, door Christiaan Huygens ; zeker is, dat Galileï reeds eerder een ontwerp van een slingeruurwerk gereed had) is de zandlooper practisch in onbruik geraakt. De onrust, een uitvinding van Rob. Hooke (1658) is ook door Huygens alg. bekend geworden. De oudste klokken van ijzer of koper hebben den vorm van een lantaarn en zijn met een groote wijzerplaat voorzien; aanvankelijk alleen een uurwijzer, zonder slagwerk, wel met een wekker, waarvan het gewicht over een schijf liep.

Bekend zijn vooral de Friesche klokken met koperen gewichten aan kettingen, eikenhouten kast op console of „stoeltje”, wijzerplaat rijk geornamenteerd naar den stijl en den smaak van den tijd. De rijkere Friesche klokken hebben uur- en minutenwijzer en slagwerk. Bekende klokkenmaker: J. Wibrandt te Leeuwarden. De Zaansche klok is gewoonlijk rijker dan de Friesche: geheel van metaal en rijker van ornament, niet zelden voorzien van den naam van den maker (Dirk Jacobsz, Jan Koogies e.a.) of een spreuk; gewoonlijktweewijzers, de minutenwijzer vaak op een aparte schijf onder de wijzerplaat aangebracht. Van 1725 tot 1800 in Nederland bloeitijd van de uurwerk-industrie te Amsterdam (D.

Bramer, W. Heimelinck e.a.), Rotterdam, Dordrecht, Delft, Leiden, Wormerveer e.a. Voornaamste typen zijn: staartklok, soort hangklok in den vorm van een Friesche klok: de verlenging, die de beide consoles, waarop de klokkenkast rust, verbindt, gaf haar den naam „staarf’klok; in kleiner formaat heet ze „schippertje”; verder tafelklok: loopt op een veer, geeft dag en datum, maand en stand van de maan soms aan, vaak met rijk speelwerk, fraaie in koper uitgezaagde en op fluweel aangebrachte wijzerplaat (Laurens Blade, Den Haag), met ebbenhouten kast; eindelijk de groote staande klok, in Engeland „grandfatherclock” geheeten, waarvan tallooze specimina bewaard zijn; tenslotte heeft men een uurwerktype, bekend onder den naam van ➝ pendule.

Het zak-uurwerk, gewoonlijk afhangend aan den hals, werd in 1510 te Neurenberg uitgevonden en kwam sedert het gebruik van den secondenwijzer (18e eeuw) vooral in gebruik.

Lit.: J. Drummond Robertson, The evolution of clockwork (bevat uitv. bibliographie; 1931); E. Bassermann-Jordan, Uhren (81922); K. Sluyterman, Huisraad en Binnenhuis in Ned. in vroegere eeuwen (1918, blz. 151-157, 247-253); M. Elzas, Het horloge in den loop der eeuwen; Graesse-Jaennicke, Führer für Sammler u. Liebhaber (1905, blz. 155-162).

Astronomische uurwerken. Voor de plaatsbepaling der sterren aan de sfeer zijn zeer nauwkeurige uurwerken noodig. Vóór de uitvinding van het slingeruurwerk konden de standen der sterren dan ook maar ruw bepaald worden. Een sterrenkundig u. is steeds een slingeruurwerk, waarin de oorzaken van onregelmatigen gang zooveel mogelijk onschadelijk gemaakt zijn. Die oorzaken zijn: 1° de invloed van de temperatuur op de slingerlengte. Deze kan grootendeels gecompenseerd worden, maar bij de beste u. wordt ook de temperatuur constant gehouden. 2° Veranderlijke luchtdruk.

Om den invloed hiervan te elimineeren sluit men de kast luchtdicht af. 3° Opwinding: deze moet regelmatig, liefst automatisch geschieden. 4° De werking van het echappement op den slinger. Deze is in de zgn. Shorttklokken op de volgende wijze ondervangen. Buiten het u. hangt een vrije slinger in een kast met lagen luchtdruk (ong. 3 cm kwik). Deze krijgt eens in de halve minuut langs electrischen weg een impuls van het uurwerk, waardoor de slinger op gang blijft. Tegelijk met dien impuls maakt de vrije slinger een contact, waardoor de eigenlijke klok, die iets vóórloopt, geremd wordt, zoodat ze weer gelijk is.

De vrije slinger, die dus zeer weinig arbeid verricht, bepaalt zoo den gang van het u. Er zitten nog onregelmatigheden in den gang, doordat de kast van den slinger langzaam lucht doorlaat, door aardtrillingen en door onbekende oorzaken.

Sinds 1925 worden Shorttklokken o.a. in de Greenwichsterrenwacht gebruikt.

In de beste astron. u. is de gang tot op enkele honderdste sec. per dag constant.

< >