1° Tijdmaat.
In de Oudheid werden bij sommige cultuurvolken (bij de Egyptenaren reeds in 3 000 jaar v. Chr.) de dag en de nacht elk in 12 uren verdeeld. De dag- en nachturen waren dus ongelijk lang en veranderden ook in den loop van het jaar van lengte. Alleen de Chineezen en Babyloniërs verdeelden het etmaal in 12 even lange uren, die resp. vanaf middernacht en zonsopgang werden gerekend.
De moderne tijd met zijn nauwkeuriger tijdmeters eischte voor dag en nacht en voor het geheele jaar even lange uren, die per-dag óf tweemaal van nul tot 12, óf eenmaal van 0 tot 24 geteld worden. Zie ook ➝ Uurwerk.
2° Heilig uur, zie ➝ Heilig uur; Alacoque (H. Margareta Maria).