(Lat.), gebruik. In het Rom. recht: het aan een bepaalden persoon (voor het leven) toegekend zakelijk recht, inhoudend de bevoegdheid gebruik te maken van eens anders zaak (persoonlijke dienstbaarheid). De gebruiker had aanvankelijk geen aanspraak op de vruchten (zie hiervoor ➝ Ususfructus); later nam het Romeinsche recht een ruimer standpunt in. Zie ➝ Servitus.
Hermesdorf.