Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Uittrede uit de Kerk

betekenis & definitie

is volgens de Kath. leer onmogelijk, daar het door het doopsel eenmaal verkregen lidmaatschap der Kerk onverliesbaar is en dus noch vrijwillig opgegeven, noch tot straf onttrokken kan worden (volgens de Prot. opvatting is dit wél mogelijk). Wie zich feitelijk buiten de kerkelijke gemeenschap plaatst (feitelijke, eenzijdige u.), ten gevolge van ketterij, → schisma, volledigen → afval, begaat een zware zonde en een zwaar kerkelijk misdrijf, verliest daardoor de rechten aan het kerkelijk lidmaatschap verbonden (niet echter het lidmaatschap zelf) en loopt een van zelf intredende excommunicatie in (C.I.C. can. 2314). Schweigman.

< >