Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Tyrannenmoord

betekenis & definitie

Met de Renaissance en het opkomend absolutisme der vorsten herleefde ook de theorie en practijk der Oudheid in zake den politieken moord: moord door vorsten op politieke tegenstanders gepleegd, en moord door de onderdanen op tyrannieke vorsten. Een theoretische strijdvraag is dit wel sinds eeuwen niet meer, maar dat ook de practijk verdwenen zou zijn, kan ook van de latere tijden tot de allerlaatste jaren toe, helaas, niet gezegd worden.

Het moordrecht der onderdanen op tyrannieke vorsten was vooral aan de orde tijdens de godsdienstoorlogen der 16e eeuw in Frankrijk. Van de zijde der Calvinisten, en ook van de zijde der Liga, waren er, die verdedigden, dat het volk zich ook gewelddadig tegen een tyrannieken vorst verzetten mag, hem mag afzetten en eventueel terechtstellen; en in noodgevallen, als de vertegenwoordigers van het volk niet kunnen samenkomen, zou ook een particulier burger op eigen initiatief een tyran mogen dooden (➝ Monarchomachen). Deze opvatting werd, met zeker voorbehoud (mits de volkswil duidelijk zij, na ernstige en geleerde mannen geraadpleegd te hebben), ook voorgestaan door den Jezuïet J. de ➝ Mariana, in een vorstenspiegel (De rege et regis institutione, Madrid 1599), dien hij samenstelde voor het onderricht van den Spaanschen infant, den lateren Philips III. In den strijd tegen de Jezuïeten heeft men hierin aanleiding gevonden, van die persoonlijke opvatting van Mariana een punt der zgn. ➝ Jezuïeten-moraal te maken. Die fabel is niet moeilijk te weerleggen: Jezuïeten (en Katholieken in het algemeen) zijn allerminst de eenigen geweest, en ook niet de eersten om dat te houden, en verder kan de opvatting van een of anderen Jezuïet toch bezwaarlijk als de Jezuïeten-moraal gelden. De toenmalige generaal der Orde, p. Claudius Aquaviva, censureerde het boek van Mariana en verbood zijn onderdanen zooiets te leeren.

De traditioneele Katholieke moraal veroordeelt iederen vorm van moord. Aan de overheid kent zij slechts het recht toe, sommige misdadigers, die langs wettelijken vorm van proces van schuld overtuigd zijn, te dooden. Verder kent zij aan ieder, gemeenschap en enkeling, het recht toe van rechtmatige zelfverdediging. Of een volk ook het recht heeft, zich desnoods met geweld te verzetten tegen een tyrannieken vorst, die het recht der onderdanen verkracht en het algemeen welzijn ten gronde richt, is zoowel onder Katholieke theologen en rechtsphilosophen als onder andersdenkenden een punt van geschil (zie ➝ Opstand); maar de gangbare opvatting in de Katholieke moraal ontzegt absoluut aan den particulieren burger het recht om op eigen initiatief zulk een tyran te dooden.

Lit.: De Jong, Handb. der Kerk. geschiedenis (III, 275 met lit.); Derks, De monarchomachen (in tschr. Studiën, 109 1928); Niekel, Rationeele Maatschappijen Staatsleer (1931, 214); Bender, Gij zult niet dooden (1938, II, 116)

< >