Van t. spreekt men bij een gebeurtenis, die op geenerlei wijze werd bedoeld of vooraf-gekend, maar die haar volledige verklaring vindt in een niet bedoeld of niet vooraf-gekend samentreffen van verschillende doelstrevende of doelgerichte oorzaakrijen. Terwijl bijv. een steen valt van een dak (eerste oorzaakrij), gaat iemand langs het huis voorbij (tweede oorzaakrij) en wordt bij t. door dien steen getroffen.
Het woord t. kan in verschillende beteekenissen genomen worden. Een samentreffen van verschillende oorzaakrijen kan:
a) Vooraf-gekend zijn, maar niet als zoodanig bedoeld doch slechts toegelaten. In dezen eersten zin bestaat er geen t. voor God. Immers dat er in de wereld physiek kwaad is, kan op natuurlijke wijze verklaard worden door een niet door God bedoeld, maar slechts toegelaten samentreffen van verschillende doelgerichte oorzaakrijen. Dit samentreffen kende God van eeuwigheid; daarom bestaat er dus voor Hem geen t. in den eersten zin van het woord.
b) Verschillende malen echter wordt t. ook gebruikt in den zin van niet vooraf-bedoeld en nagestreefd door doelgerichte natuuroorzaken. In dezen tweeden zin noemt men misgeboorten, misvormingen, monsters, enz., welke soms in de natuur ontstaan, toevalsproducten van doelgerichte oorzaken.
T. is slechts een bijverschijnsel van doelstrevende oorzaken. Derhalve moeten eerst zulke oorzaken aanwezig zijn, wil men van hun toevallig samentreffen kunnen spreken. Daarom maakt iedereen zich schuldig aan een innerlijke tegenspraak, die beweert, dat de wereld door zuiver t. zou ontstaan zijn. Zuiver t. is een innerlijke onmogelijkheid.
Onder toevalstheorieën verstaat men zulke theorieën, welke met behulp van het zuivere toeval het ontstaan en de werkwijze van de wereld of haar verschillende geordende onderdeelen trachten te verklaren. Voorbeelden van t. zijn o.a.
a) de materialistische opvatting van de vorige eeuw, welke hield, dat de wereld door een louter toevallig samentreffen van stukjes in-beweging-zijnde stof zou ontstaan zijn.
b) Ook de oude Darwinistische afstammingsleer (zie ➝ Afstammingsleer; Darwinisme), in zoover deze theorie met behulp van toevallige variatie en daaropvolgende blinde natuurkeuze de oorzaken van de stamontwikkeling trachtte te benaderen, draagt een zuiver toevalskarakter.
Behalve dat het begrip zuiver toeval een innerlijke tegenspraak in zich sluit, ligt voor elke t. een onoverkomelijke moeilijkheid in de verklaring van het feit dat in de wereld geen sporen te vinden zijn van een oneindig aantal mislukkingen, die bij wording door zuiver toeval toch noodzakelijk aanwezig moeten zijn.