is het verkeer van personen, die voor hun genoegen de reissport beoefenen. Over de cultureele zijde, de beteekenis van het reizen voor eigen ontwikkeling, zie → Reizen; over de verzorging van de ideëele en materieele belangen der toeristen, zie → Reisvereenigingen. Hier wordt alleen de economische kant behandeld.
T. is voor de landen, waarheen de reizigersstroom zich wendt, niet alleen van groot belang voor de kennismaking met hun cultuur, maar tevens van groot economisch voordeel, onmiddellijk door de inkoopen en verteringen, middellijk door de nadere kennismaking met de landsproducten. Sinds den Wereldoorlog is men het vreemdelingenverkeer in de speciale toeristenlanden dan ook stelselmatig gaan bevorderen. Maar ook de meer passieve toeristenlanden profiteeren ervan mee, en eveneens de landen, die de toeristen uitzenden. En niet alleen de landen, die als doel van de reis golden, maar ook de tusschenliggende landen profiteerden zoowel van het doorgaand reizigersals van het goederenvervoer.
Ten gevolge van het vreemdelingenverkeer kunnen, volgens het Volkenbondsrapport, sommige landen zich veroorlooven een passieve handelsbalans te onderhouden, soms zelfs internationaal een crediteurenpositie innemen (zooals Zwitserland). Vreemdelingenindustrie is in dit opzicht gelijk aan exportindustrie, l’exportation à l’intérieur. De inkomsten van Engeland uit bezoek van vreemdelingen raamt prof. Ogilvie op 25.573.000 p.st. jaarlijks, slechts 6 millioen p.st. lager dan het overschot uit den steenkooluitvoer. In Frankrijk houden de inkomsten uit t. vrijwel gelijken tred met de waarde van den invoer.
Om een juist inzicht te krijgen in het belang van het t. voor een bepaald land moet men echter niet alleen de bedragen kennen, die daar verteerd worden door buitenlanders, maar ook wat zijn eigen burgers op buitenlandsche reizen verteren. Men spreekt van een actieve toeristenbalans, wanneer het bedrag, dat buitenlanders in een land verteren hooger is, dan wat zijn eigen burgers over de grens verteren. In het omgekeerde geval is de toeristenbalans passief. Dit laatste is het geval in Nederland.
Jaar Vertering buitenlanders in Nederland (in gld.) Vertering Nederlanders in het buitenland (in gld.)
1931 9.000.000 35.000.000
1933 5.000.000 30.000.000
1935 3.000.000 35.000.000
1936 4.000.000 38.000.000
Voorbeelden van actieve toeristenbalansen zijn: België per jaar gemiddeld 29.000.000 gld.
Zwitserland „ „ „ 87.000.000 „ Frankrijk „ „ „ 294.000.000 „ Oostenrijk „ „ „ 75.000.000 „ De statistieken wijzen uit, dat de verteerde gelden in hoofdzaak terecht komen bij de rechtstreeks betrokken bedrijven: hotels, restaurants, bierbrouwerijen, enz. Hier volgen eenige Amerikaansche gegevens.
Toeristen-uitgaven (tijdens bezoek):
Logies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 % Aanschaffingen, geschenken, enz. . . . 31 % Maaltijden in en buiten hotel . . . . . . . 18 % Garage, benzine . . . . . . . . . . . . . . . . 10 % Plaatselijk vervoer . . . . . . . . . . . . . . . 3 % Versnaperingen, rooken . . . . . . . . . . . 7 % Vermakelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . 8 %
--------
100 %
De hotels ontvangen van het verteerde geld gemiddeld ongeveer 25 %. En van deze 25 % geven zij weer ongeveer 70 % door aan andere neringdoenden. Het t. is dus een belang voor alle groepen der bevolking, in het bijzonder van den middenstand. Het meeste wordt besteed aan inkoop van goederen en van de hotels ontvangen de winkels ook nog 171/2 %.
Om het t. beter te kunnen leiden heeft men de verschillende factoren bestudeerd, die het beïnvloeden. Eenige hiervan zijn:
1° Toeristische inventaris
De bijzondere aantrekkelijkheden van land en volk, dus het karakteristieke landschaps- en stedenschoon, kleederdracht enz. Verder het kunstleven, musea, tentoonstellingen, uitvoeringen (bijv. Salzburger Festspiele). Ook bijzondere bedrijven (bollenvelden, wijnbergen, kantklossen) en technische prestaties (afsluitdijk Zuiderzee). Feestelijkheden (carnaval in Keulen, Nice). Bijzondere culinaire genietingen, die ter plaatse worden genuttigd (bijv.
Betuwsche kersen). Van grooten invloed op het vreemdelingenverkeer zijn bijv. bedevaartplaatsen (Lisieux, Lourdes); en voor het reizigersverkeer in eigen land de massale godsdienstige en politieke bijeenkomsten (Bloedprocessie te Brugge, Stille Omgang te Amsterdam, Parteitag te Neurenberg). Echter behooren deze niet tot het toerisme in engeren zin, tot het reizen voor genoegen.
2° Faciliteiten bij vervoer.
Te zware vervoerkosten remmen het massaal bezoek. Vandaar het streven om desnoods op de „aanbreng”bedrijven, die eigendom van den staat zijn, te verliezen, mits op het „verblijf” gewonnen wordt. De spoorwegen van Duitschland, Frankrijk, Italië, Tsjecho-Slowakije en Zwitserland geven groote reducties tot 60 % en 70 %, mits de buitenlandsche reizigers een bepaald aantal dagen blijven. Iets dergelijks doet ook de Belg. staat, die den bootdienst Dover—Oostende met verlies exploiteert, in de hoop op verhoogd reizigersbezoek. Inderdaad blijkt dit alles een aanzienlijke toename van het t. tot gevolg te hebben. Wij wijzen bijv. op de huwelijksreizen naar Italië, die met tienduizenden zijn toegenomen sinds daarvoor een extra reductie verleend wordt. Voor het binnenlandsch toerisme zijn o.a. goedkoope week-end kaarten van veel belang als stimulans.
3° Formaliteiten.
Ook deze hebben hun invloed op het t. Omslachtige controles, aanvragen van visa, bijzondere heffingen, beperkende bepalingen voor verschillende deviezen zullen vaak de balans doen doorslaan ten gunste van een overigens toeristisch gelijkwaardig land met minder formaliteiten. Nederland en België staan er op dit punt tamelijk gunstig voor.
Naast de wisselende deviezen-bepalingen, die dikwijls ten koste gaan van een nabuurstaat, vormen de onstabiele valuta een element van verrassing bij het huidig t.
4° Accommodatie en vertier.
De normen verschillen uiteraard met de bezoekers. Dat geldt zoowel voor het vertier (het lichtere amusement) als voor het comfort. Naast het luxueuze comfort, dat de groote hotels hun gasten bieden, ontwikkelt het t. zich steeds meer in de richting van goedkoop reizen door groepen. De internationale accommodatie-standaard daarvan is natuurlijk evenredig vereenvoudigd. Tegenover deze typen van comfort staat bijv. de jeugdherbergbeweging. En naast deze internationale typen heeft ieder land zijn hotelletjes en pleisterplaatsen volgens den landaard.
De volgende karakteristiek van comfort en vertier komt voor in het Rapport over t. door de Regeeringscommissie (1936) in Nederland.
Nederland: degelijk, doch saai.
België: levendig, hoewel niet steeds degelijk.
Frankrijk: levendig en vol bijzondere attracties.
Engeland: sterk door eigen traditie beheerscht.
Duitschland: verzorgd, en veelal met eigen charme.
Oostenrijk: soms wat simpel en niet altijd degelijk, doch genoegelijk.
Zwitserland: doorgaans degelijk, doch veelal saai.
In het algemeen geldt: wil een land het t. goed kunnen verwerken, dan moet het overal, waar toeristische inventaris is, ook een behoorlijke hotelaccommodatie bezitten. Sommige landen bevorderen het oprichten van hotels, o.a. Brazilië en Joego-Slavië door vrijdom van invoerrechten voor bouwmaterialen. Soms bouwt de staat zelf (Venezuela). Soms is een spoorwegmaatschappij oprichter en exploitant (Canadian Pacific), soms een scheepvaartmij. (K.P.M. op Bali).
Een ander punt van gerief is de keuken, die een land biedt. In Nederland is deze degelijk, maar door gebrek aan fantasie en variatie mist ze het aureool van vermaardheid, dat zooveel culinaire pleisterplaatsen in België en Frankrijk hebben.
Voor het modern t. is voorts een goed wegennet een zeer voornaam gerief. In Ned. is dit in het algemeen bevredigend. Een bijzondere attractie zijn de rijwielpaden, speciaal voor wielrijdende naties (als Denemarken). In België zijn de hoofdverkeerswegen uitstekend, provinciale wegen minder.
Een belangrijk gerief is ook de gastvrije geest der bewoners. In België is men in het algemeen gemoedelijk, en valt de jeugd de vreemdelingen niet lastig. In Ned. zijn bepaalde groepen plattelandsbevolking achterdochtig tegenover vreemdelingen en is de jeugd zeer vaak hinderlijk. Toch moet de tegemoetkomende behandeling van vreemdelingen een eerezaak zijn voor een volk; de bezoeker is met recht geneigd uit de ontvangst conclusies te trekken omtrent het volkskarakter.
5° Duurte van het verblijf.
Een vergelijking van de verschillende landen geeft het Ned. Regeeringsrapport 1936. Stelt men de duurte in Ned. op 100 dan krijgt men het volgende staatje:
Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Frankrijk (de provincie is belangrijk goedkooper) . . 110 Engeland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 Duitschland (met reismarken). . . . . . . . . . . . . . . . 80 Oostenrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Zwitserland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Vereenigde Staten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 Wat in Ned. bepaald duur is te noemen, zijn de kleine verteringen, waardoor de boulevarddrukte, welke andere landen zoo toonen, zeer geremd wordt.
6° Propaganda
De voornaamste factor is wel de propaganda in het buitenland. Kennis nemen van de aantrekkelijkheden van een land is de eerste stap tot t. Een indruk van den omvang der propaganda, die verschillende landen maken, krijgt men uit de bedragen, welke ze jaarlijks uitgeven voor de centrale organisaties van het vreemdelingenverkeer. In de volgende staat zijn alle gegevens verwerkt, die de Regeeringscommissie 1936 kon bemachtigen, uiteraard zijn ze niet volledig.
België Van staatswege voor algemeene doeleinden 200.000 gld. Voor bijzondere doeleinden jaarlijks nog wel eens die som.
Duitschland Naar schatting 3.000.000 gld., uit bijdragen van rijk, Reichsbahn, Reichspost, scheepvaart, luchtvaart en steden.
Engeland Budget van het Centraal Lichaam 250.000 gld. Daarnaast particuliere actie van veel grooter omvang.
Frankrijk Budget 1936 3.000.000 gld. Door financieele verwarring overzicht bemoeilijkt.
Hongarije Ongeveer 250.000 gld.
Italië Cijfers geheim.
Nederland In 1936 81.642,18 gld., waarvan 29.000 gld. subsidie van het rijk.
Oostenrijk Ongeveer 700.000 gld. van staat en Bundesbahnen.
Spanje Vóór den burgeroorlog van staatswege 800.000 gld.
Tsjecho-Slowakije Zichtbaar ongeveer 210.000 gld. van staat, staatsspoorwegen en steden.
Zwitserland Jaarlijks budget der vereeniging 400.000 gld.; bovendien vaak extra-credieten voor propaganda, in 1936 250.000 gld.
7° De politieke overtuiging
Dit is een laatste factor. Sinds Europa zoo sterk in ideologische fronten is verdeeld, wordt het t. naar landen met tegenovergestelde overtuiging daardoor belemmerd, in het omgekeerde geval wordt het ook bevorderd (reisgezelschappen van geestverwanten naar Rusland).
Lit.: Études relatives au Tourisme considéré comme facteur de l’économie internationale (1936; société des Nations); Rapport uitgebracht door de commissie inzake het Vreemdelingenverkeer in Nederland (1936).
C. Hesseling.