Belangrijke industriestad in het midden van de prov. N. Brabant; bekend onderwijs- en kloostercentrum. Opp. 7948 ha; ong. 92.000 inw., waarvan ong. 96 % Kath., 3 % Prot., ¼ % Israël, en ¾ % onkerkelijk.
Ligging. Van nature heeft T. een ongunstige ligging, op den breeden rug tusschen het Donge- en Dommelstroomgebied (de Leij). De drukke verkeersweg Den Bosch—Breda ging niet langs T., wel een route uit het N. naar België; een waterweg was niet aanwezig. In de elf „herdtgangen” (wijken), waaruit T. bestond en die nog steeds bij de bewoners voortleven, werd reeds in de vroege M.E. weefnijverheid uitgeoefend. Door de eeuwen heen nam deze in beteekenis toe, zoodat een goede verkeersligging steeds meer noodzakelijk werd. Tijdens koning Willem I legde men den straatweg Grave—Tholen aan; toen reeds was met klem om een kanaal gevraagd.
Onder Willem II werden de weg naar Besoijen en die naar Turnhout aangelegd, terwijl het eerste plan voor een kanaal werd opgesteld. De spoorweg bereikte T. in Oct. 1863 vanuit Breda; in 1865 kwam de verbinding met Boxtel tot stand; in 1867 met Turnhout en in 1881 met Den Bosch. Pas in 1905 werd de wet aangenomen tot het graven van het Wilhelminakanaal, dat in 1923 geheel gereed kwam en waardoor T. een waterverbinding kreeg met Rotterdam en met het Zuid-Limb. kolengebied. Als de primaire weg Eindhoven—Tilburg gereed zal zijn en de omlegging van het groote verkeer ten Zuiden van de stad, zal de verkeersligging van T. aan hooge eischen voldoen.
Groei. In de 17e eeuw kreeg T. als industrie-midden veel naam, vooral omdat dit dorp de vrije productie kende, in groote tegenstelling met de Hollandsche steden, die daardoor na 1648 de industrie van Staats-Brabant bemoeilijkten. Geleidelijk werd een deel van de Hollandsche industrie hier gevestigd: T. ging voor Leiden weven. Zoo ontstond een fabricage in commissie, waaruit op het einde der 18e eeuw een zelfstandige nijverheid ontstond. Omstreeks 1800 waren er reeds 40 wollenstoffenfabrieken; in 1827 werd de eerste stoommachine in gebruik genomen. In de periode van bescherming breidde de baai- en duffelindustrie zich sterk uit.
Van 1830-’60 nam er de bevolking met 40 % toe. Na 1862 kreeg de nijverheid het door het vrijgevig tarief hard te verantwoorden. Van Tilburg ging een krachtig streven uit om tot een methodische welvaartspolitiek te komen, welke actie vooral door Armand Diepen werd gestimuleerd. Eindelijk hadden de pogingen succes. T. is het groote wolcentrum van Nederland: in 1932 was in deze stad 53 % van het aantal arbeiders in de Ned. wolindustrie werkzaam, terwijl er zich 64 % van het aantal spinspillen en 68 % van het aantal weefgetouwen bevond.
Beteekenis. T. is allereerst een industriestad: ong. 20.000 arbeiders zijn in de nijverheid werkzaam: 9000 in de textiel-, 1500 in de gloeilampen- en radio-, 1700 in de leer- en schoen-, 2000 in de metaal- en 700 in de houtindustrie. Voorts is T. bekend door de vele congregaties, die hier him moederhuis of provincialaat hebben: de Missionarissen van het H. Hart; de Oblaten van den H. Franciscus van Sales; de Fraters van O. L.
Vr. Moeder van Barmhartigheid; de Zusters van Liefde van O. L. Vr. Moeder van Barmhartigheid; de Zusters van O. L.
Vr. Visitatie; de Dochters van O. L. Vr. van het H. Hart; de Dochters der Liefde, Zusters van den H. Vincentius; de Religieusen van O.
L. Vr. van het Cenakel; de Zusters Clarissen-Colettienen. Bovendien is T. het voornaamste Kath. onderwijscentrum van N. Brabant, omdat er de Kath. Economische Hoogeschool, alsmede de R. K. Leergangen met de Academie voor beeldende en bouwende kunsten en het Conservatorium voor kerkelijke en profane muziek gevestigd zijn.
Plattegrond. T. ontstond uit een elftal wijken, die geleidelijk door bebouwing aaneensloten met nog groote open terreinen er tusschen. De eerste bebouwing volgens een vast plan geschiedde omstreeks 1875, nl. het als park bedoelde terrein bij het paleis. In 1897 volgde een tweede methodische uitbreiding, nl. de Besterd. Een ontwerp voor een algemeen uitbreidingsplan kwam in 1917 door ir. Rückert tot stand.
De hoofdgedachte er van is, de losse deelen aaneen te koppelen, zoodat een gesloten bebouwing ontstaan zal, waaromheen een ceintuurbaan zal worden aangelegd, ter ontlasting van het verkeer. Thans is een algemeen uitbreidingsplan in bewerking, dat berekend is op een bevolking van 200.000 zielen. Terwijl in de oude woonkernen de fabrieken ordeloos tusschen de huizen worden aangetroffen, zijn nu industrie-terreinen gereserveerd in de nabijheid van het Wilhelmina-kanaal. De hoofduitbreiding van de woonwijken in het plan is naar het Westen gedacht, waar het meeste natuurschoon wordt aangetroffen: de gemeente-ontginningen en het stadswandelbosch. Deelen van de ceintuurbaan zijn reeds aangelegd. Nog gaat de drukke verkeersweg Den Bosch—Breda door T. heen; plannen zijn opgesteld om hem Zuidwaarts van de stad om te leiden.
Bezienswaardigheden. In het centrum van T. (’t Heike) een kerk met 15e-eeuwschen toren, in 1895 onoordeelkundig gerestaureerd; vlakbij het paleisraadhuis, door koning Willem II gebouwd (1847-’49); van 1866-1934 Rijks H.B.S.; verbouwd en gerestaureerd door Oscar Leeuw; 1 Aug. 1936 als representatief raadhuis in gebruik genomen. Vóór het raadhuis het Zwijsen-monument; rechts daarvan een gedenknaald op de plaats van de woning, waar koning Willem II in 1849 stierf. Op den Heuvel zijn standbeeld; hier bevindt zich ook de eeuwenoude lindeboom. Uit het laatst der 15e eeuw dateert de Hasseltsche kapel, een bekend Maria-bedevaartsoord. Een monument werd in 1926 opgericht voor den eerbiedw. pater Petrus → Donders; op den Heikant een kapel met put en een reconstructie van het wevershuisje, waar hij in 1809 werd geboren.
T. heeft een Volkenkundig Missiemuseum (1936) en een Natuurhistorisch Museum (1935). Bekend is Burgers’ dierenpark. Het Wilhelminapark is aangelegd door den vermaarden tuinarchitect Springer. In het W. van T. liggen het stadswandelbosch en uitgestrekte gemeente-ontginningen. Momenteel wordt in het Z. van de gem. het Leijpark naar het plan van Springer aangelegd.
Verzorging der bevolking. T. heeft 20 parochiekerken, 6 bijkerken en 2 openbare bedehuizen. De Capucijnen, de Missionarissen van het H. Hart, de Mission. van Mill-Hill en de Oblaten van den H. Franciscus van Sales hebben hier een klooster. Naast de Kath.
Economische Hoogeschool (→ Handelsonderwijs, sub I A) en de R.K. Leergangen bevinden zich in T. het St. Odulphus-lyceum voor jongens, het St. Theresia-lyceum voor meisjes, seminaria voor priester-studenten, een Rijks H.B.S., een textielschool, een ambachts- en industrieschool, kweekscholen voor onderwijzers(essen). Aan de hoogeschool is een Econ.-Technol. Instituut verbonden.
Lit.: B. Dijksterhuis, Bijdragen tot de Geschiedenis der Heerlijkheid T. en Goirle (1899); A. J. A. C. van Delft e. a., Uit Brabant’s Centrum (1930); Van Delft, T. als woonstad en nijverheidscentrum (1935); L. G. de Wijs, Gedenkboek Palcis-Raadhuis (1936); id., De Lindeboom van T. (1937). v. Velthoven.
Geschiedenis. De plaats wordt in het begin der 8e eeuw het eerst vermeld in een oorkonde. In stukken uit de latere M.E. is echter bijna uitsluitend sprake van West-Tilburg. Tot in het begin der 19e e. een dorp, is de plaats ontstaan langs en in nauw verband met een uitgebreid net van oude wegen; zij kreeg zelfbestuur in 1453. Het kasteel wordt het eerst vermeld in 1222; door huwelijk kwam het uit de familie Van Malsen in het geslacht Van Grobbendonk, tot de prins van Hessen-Kassel de heerlijkheid kocht; uit het geslacht Van Hessen gingen kasteel en heerlijkheid in 1754 over aan de familie Van Hogendorp, die het kasteel verkocht in 1858; later is het gesloopt. Van de kerk van het Heike wordt voor het eerst gewag gemaakt in 1231; het thans nog bestaand gebouw is in 1829 in gebruik genomen.
De plaats stond herhaaldelijk aan plunderingen bloot: in 1543, 1672, 1702, 1747, 1748. Koning Lodewijk Napoleon verhief T. tot stad na zijn bezoek in 1809. In 1830 werd er het hoofdkwartier der Ned. troepen gevestigd; de latere koning Willem II maakte er kennis met mgr. Zwijsen en plaatste er garnizoen, terwijl hij er voor zich een nieuw paleis liet bouwen (zie boven, sub Bezienswaardigh.). In 1874 werd het monument voor Willem II onthuld. Behalve den beroemden oogheelkundige Franciscus Cornelis Donders stamde uit T. ook de heldhaftige melaatschenverpleger van Suriname Petrus Donders.
In T. werden verder geboren mgr. Antonius van Gils, prof. F. C. Donders (voor beiden werd een gevelsteen aangebracht), de schilders Cornelis en Gerard van Spaendonck, een viertal schilders uit het geslacht Knip, de kerkgeschiedschrijver Dionysius Mutsaers en de rechtsgeleerde Den Tex.
Van 1790 tot 1890 steeg het aantal inw. van ong. 8000 tot ong. 34.000, welk getal thans meer dan verdubbeld is. Die bloei is te danken aan samengaan van landbouw en fabriekswezen; de lakenindustrie nam er een hooge vlucht en kreeg een wereldexport. De Hasseltsche Kapel is een bekend bedevaartsoord.
Lit.: B. Dijksterhuis, Bijdragen tot de gesch. der Heerlijkheid T. en Goirle (1899); M. H. v. Visvliet, Inventaris van het Oud-Archief der gemeente T. (1905); C. C. D.
Ebell, Inventaris van het Archief der Heerlijkheid T. en Goirle (1919); A. J. A. C. van Delft, T. als woonstad en nijverheidscentrum (1922); H. H. Knippenberg, In den gloed der Oranjezon (1936) over Willem II; Fr.
Leyden, West Tilburg (in: Historisch Tijdschrift, 1937). Knippenberg.