Lat. naam voor * Thou (J. Aug. de).
Thucydides Oud-Grieksch historicus uit de 5e eeuw v. Chr., zoon van Oloros van Halimus (Attica) en verwant met een Thracisch vorstenhuis. * Ca. 460 ✝ na 399 v. Chr. Als stratègos kon hij Brasidas niet verhinderen de stad Amphipolis, die hij moest verdedigen, in te nemen (424) en verbleef sindsdien in vrijwillige ballingschap in Italië en in Macedonië. Intusschen bereidde hij zijn geschiedenis v. d. Peloponnesischen Oorlog voor, dien hij vanaf het begin (ca. 430) tot 411 behandelt.
Dat hoogstaande monument van het oude Attische I proza en van geschiedkundigen ernst is, in bewuste tegenstelling met Herodotus en de logografen, opgevat als een nuchtere, objectieve uiteenzetting der feiten, waarbij de prachtige, maar niet-authentische redevoeringen, die de personen en opvattingen typeeren, de waarde van het werk niet verminderen. De Hellènika van Xenophon zijn als een voortzetting op T. bedoeld. Latere historici, onder welke Sallustius, hebben gepoogd de gedrongen, gedachtenrijke uiteenzetting van T. na te volgen. V. Pottelbergh.
Uitg.: d. Poppo-Stahl (met Lat. comm., 8 dln. 1875-’89); Classen-Steup (met Duitsch comm., 18821912); Hude (crit. uitg., 2 dln. 21913-’25).
Thudinië → Thuin.