Ander woord, vooral in België gebruikt, voor belasting; zie het art. ➝ Belastingen, alsook de navolgende verwijzingen:
Voor de t. op de automobielen en motorvoertuigen zie ➝ Motorrijtuigenbelasting.
Voor de t. op de beursverrichtingen en reporten zie ➝Beursbelasting.
Voor de t. op de kwijtschriften, zie ➝ Kwitantiezegel.
Taksen met de rechtstrccksche belastingen gelijkgesteld, in België generieke benaming van een reeks belastingen, die, alhoewel niet behoorend tot de groep der rechtstreeksche belastingen, niettemin evenals deze geïnd worden door middel van rolzetting.
De voornaamste dezer belastingen zijn: de taks op de automobielen en motorvoertuigen; de taks op de openbare vermakelijkheden; de taks op de spelen en weddenschappen, en de nationale crisisbelasting, waarvan de wet van 19 Juli 1937 de afschaffing voorziet.
Taksen met het zegel gelijkgesteld (Belg. recht), generieke benaming van een reeks belastingen, die, alhoewel geen eigenlijke zegelrechten, toch door middel van kleefzegels worden gekweten. Zie o.m. ➝ Factuurtaks; Overdrachttaks; Weeldetaks; ➝ Beursbelasting (sub België). Verder zijn nog o.m. te citeeren: de taks op de betalingen wegens huurprijs van brandkasten in banken; de jaarlijksche taks op de ter beurs genoteerde titels; de jaarlijksche taks op de verzekeringscontracten; de taks op de aanplakbrieven; de taks op de verhuring van roerende zaken en op het vervoer. Rondou.
Kerkelijke taksen. a) In eigenlijken zin: een bepaald bedrag, dat degene, te wiens gunste de kerkelijke rechts macht wordt uitgeoefend, bijv. voor het verleenen van een dispensatie, privilege of kerkelijk ambt, aan den H. Stoel of aan de bisschoppelijke Curie verschuldigd is, of de rechten (leges), die bij de uitreiking van kerkelijke oorkonden worden geheven. De vaststelling daarvan moet door een provinciaal concilie of door de gezamenlijke bisschoppen der kerkprovincie geschieden (C.I.C. can. 1507).
b) In wijderen zin worden t. ook genoemd de bijdragen, die de geloovigen verschuldigd zijn bij gelegenheid van de uitoefening der wijdingsmacht, nl. voor het appliceeren der H. Mis (➝ Stipendium) en voor de toediening van sommige sacramenten en sacramentaliën (➝ Iura stolae), alsmede de belasting, die ten gunste van het seminarie of van het bisschoppelijk bestuur (➝ Cathedraticum) kan geheven worden (can. 1355, 2°, en can. 1504). W. Mulder.