Dit is aan boord van koopvaardijschepen de van ouds bekende titel der officieren, die behooren tot den dekdienst. De grootere schepen varen met 3 of 4 stuurlieden. Men spreekt dan van 1en, 2en, 3en en eventueel 4en stuurman, voorzoover althans niet de in de laatste jaren veldwinnende betiteling van 1en, 2en, 3en en 4en officier wordt gebezigd.
Wanneer over „den” s. wordt gesproken, wordt hier veelal mee bedoeld de 1e s. Deze volgt in rang onmiddellijk op den gezagvoerder. Bij diens ontstentenis fungeert hij als zoodanig. De anderen volgen hierop in rangorde.
Op zee omvat de taak der s. voornamelijk de zorg voor de navigatie. Hiertoe bevindt zich steeds een van hen als chef van de wacht op de commandobrug en is daar direct verantwoordelijk voor de veiligheid van schip en opvarenden. Een zijner plichten daarbij is controle op het sturen. Hij stuurt echter niet zelf, zooals aan den wal vaak abusievelijk wordt verondersteld; dit geschiedt nl. door den roerganger (een kwartiermeester of matroos).
Bevindt het schip zich op een reede of in een haven, dan bepalen de werkzaamheden der s. zich voornamelijk tot de zorg voor de lading. Het laden, stuwen en lossen geschiedt dan onder hun leiding en toezicht.
Als chef van den dekdienst is de 1e s. in het bijzonder nog belast met de zorg voor het onderhoud van het schip en de regeling der werkzaamheden van het dekpersoneel.
Om in Nederland als s. te kunnen optreden, wordt vereischt een ingevolge de wet op de Zeevaartdiploma’s 1935 (Stbl. nr. 456) voorgeschreven diploma. Voor de groote handelsvaart kent deze wet een diploma voor 3en, 2en en 1en s. Dit laatste geeft tevens de bevoegdheid om op te treden als gezagvoerder.
De opleiding tot deze verschillende stuurmansrangen alsmede de vóór-opleiding tot stuurmansleerling geschiedt op de verschillende zeevaartscholen, waarvan de oudste, de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam (een internaat), reeds bestaat vanaf 1785. Het meerendeel der adspirant-stuurmansleerlingen komt na 3 jaar H.B.S. op de Zeevaartschool en legt aldaar na 2 jaar examen af voor het ingevolge de nijverheids-onderwijswet ingestelde diploma B. S. (S = stuurmansleerling). Er volgt dan een practijkjaar als stuurmansleerling, waarna het diploma voor 3en stuurman kan worden verworven, in den regel nadat men gedurende korten tijd een herhalingscursus heeft bezocht. Nu moet telkens 2 jaar in den nieuw verworven rang gevaren worden, alvorens, na eenige maanden voorbereiding, examen kan worden afgelegd voor de hoogere rangen.
Op sommige zeevaartscholen bestaat gelegenheid voor een vóór-opleiding, die aanvangt na 1 jaar H.B.S. of daarmee overeenkomenden graad van ontwikkeling en die, eveneens na 2 jaar, wordt besloten met een eenvoudiger examen voor het diploma A. S.
Ook bestaat nog steeds de mogelijkheid om zonder vóór-opleiding s. te worden. Bij de tegenwoordige exameneischen is dit echter allerminst eenvoudig.
Behalve de voorgaande diploma’s kent de wet nog een diploma als s. voor de kleine handelsvaart, voor de beperkte kleine handelsvaart, voor de groote sleepvaart en voor de kleine sleepvaart.
In België bestaat ook een 2-jarige voor-opleiding tot stuurmansleerling, welke eveneens besloten wordt met een eindexamen, dat de geslaagde candidaten in het bezit stelt van het diploma als „aspirant-officier”. Voor het overige kent men daar slechts een stuurmansdiploma voor de groote vaart (brevet de lieutenant au long cours) en een kapiteinsdiploma voor de groote vaart (brevet de capitaine au long cours). Deze diploma’s kunnen worden behaald na resp. 3 en 6 jaar te hebben gevaren in de vereischte functies.
Andere zeevarende landen hebben hun opleidingen en diploma’s weer geregeld volgens inzichten, die meer of minder afwijken van die, welke in Ned. en in België gelden. Zie ook → Scheepvaart (Raad voor de). Kruisinga.