Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stroo

betekenis & definitie

De halmen en stengels van granen, peulvruchten, oliezaden, vezelplanten e.d., nadat deze gewassen gedorscht zijn, noemt men s. Graanstroo en s. van peulvruchten wordt vooral als veevoeder benut, het s. van oliezaden is vrijwel waardeloos en wordt veelal verbrand. Ook als strooisel, dakbedekking (➝ Stroodak), voor de fabricage van vlechtwerk, bouwmaterialen, stroocarton, enz. wordt s. gebruikt. Mooi glad gewonnen s. noemt men schoofstroo. Dewez.

< >