Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Strandloopers

betekenis & definitie

Tot de s. in wijderen zin behooren ook de plevieren en franjepooten. In engeren zin omvatten zij: kanoet-s. (Calidris canutus),krombek-s. (C. testacea), paarsen s. (C. maritima), bonten s. (C. alpina), kleinen bonten s. (C. alpina schinzii), kleinen s. (C. minuta), kleinsten s. (C. temminckii) en drieteenzandlooper (Crocethia alba). Alle hebben ze de grootte van een spreeuw en de meeste zijn alleen in het winterhalfjaar in onze streken. Bernink.

< >