1° Magnetische s. zijn onregelmatige veranderingen van het aardmagneetveld. Deze storingen, die als ze hevig zijn ook wel stormen genoemd worden, treden vooral op als de zon veel zonnevlekken vertoont. Zie ➝ Aardmagnetisme.
2° In de geologie is storing een term, die gebruikt wordt om afwijkingen van het normale laagverband aan te duiden; hij omvat dus zoowel breuken als plooien.
3° (Sterrenk.). Hoewel een exacte oplossing van het probleem, hoe drie of meer lichamen zich bewegen onder hun wederzijdsche aantrekkingskracht, in het algemeen niet te geven is, kan men in bijz. gevallen benaderde oplossingen geven. Hieronder hooren de storingsproblemen, die van deze onderstellingen uitgaan, dat een lichaam zich vooral onder invloed van één andere massa beweegt, terwijl een derde massa (eventueel ook een vierde, vijfde, enz.) een relatief kleine aantrekking uitoefent. Men spreekt van algemeene en speciale s.
Algemeene s. Voorbeeld: een planeet beweegt vrijwel in een ellipsbaan om de zon, maar de andere planeten veranderen bij hun regelmatig terugkeerende ontmoetingen ligging, vorm en grootte van die ellipsbaan. Hierbij ziet men af van details en dezen globalen invloed kan men voor langen tijd in formules vastleggen.
Speciale s. Voorbeeld: een komeet komt ons zonnestelsel binnen en komt dicht langs een der groote planeten. De afwijking ontstaan door deze speciale ontmoeting heet speciale s. Deze wordt door zgn. numerieke integratie berekend.
Uit de s. kan men de massa van het storende lichaam bepalen. Van Mercurius en Venus weet men de massa alleen op deze manier, doordat zij geen satellieten hebben. De planeten Neptunus en Pluto zijn ontdekt door de s., die zij op resp. Uranus en Neptunus uitoefenen.
Lit.: E. en B. Strömgren, Lebrbuch der Astronomie (1933).
P. Bruna.