Het recht van „klauwengang en stoppelweide”, ook „gemeene weiding” of „overal” genoemd, is het recht, om op niet afgesloten land van een ander, mits dit braak ligt of de oogst is binnengehaald, zijn vee te laten weiden. Het steunt soms op een titel, dikwijls ook op verjaring van 30 jaar. De eigenaar, op wiens land deze verplichting rust, kan daaraan een einde maken door zijn erf af te sluiten (Ned. B.
W. art. 679). Daar staat echter tegenover, dat hij dan ook zijn eigen recht van gemeene weiding op het land van anderen verliest (Ned. B.W. art. 680). v. d. Kamp.
In België wordt het recht van s. geregeld door de art. 23 vlg. van het landwetboek. De beginselen zijn nagenoeg dezelfde als die van het Ned. recht.