Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stoomturbine

betekenis & definitie

Werktuig, waarin de stoom met groote snelheid tegen schoepen botst, die bevestigd zijn aan den omtrek van schijven (gelijkdrukturbine) of wel aan een trommel (overdrukturbine). De s. is een typische snellooper met 25, 50 of meer omw./sec. Het draaiende deel heet rotor; met de omtreksnelheid der schoepen gaat men tot 375 m/sec. Tusschen de kransen van zgn. loopschoepen bevinden zich de leidschoepen, waarin bij de gelijkdrukturbine geen, bij de overdrukturbine wel expansie plaats vindt.

Een gelijkdrukturbine heeft weinig, een overdrukturbine veel trappen. Een stel loop- en leidschoepen heet trap. Waar de versche stoom binnentreedt, wordt dikwijls een ➝ Curtiswiel toegepast. Men onderscheidt nog ➝ radiaal- en axiaalturbine, al naarmate de stoom in een richting loodrecht op, of met de as stroomt, en 1-, 2-, of meerhuizige s., naar gelang van het aantal rotoren; voorts condensatie-, tegendruk-, en aftapturbine, waarbij aan een of meer trappen voor verwarmingsdoeleinden stoom afgetapt wordt.

De s. is thans het belangrijkste krachtwerktuig; ze heeft de zuigerstoommachine overvleugeld, omdat ze den Carnot-cyclus veel idealer nadert en den stoom tot een veel grooter vacuum kan afwerken, waardoor het stoomverbruik per pk gunstiger is. Bovendien is ze geschikt voor de hoogste stoomdrukken en temp. (500° C en meer). Zie ➝ Parsons (1°); Laval (1°).Lit.: A. Stodola, Dampfund Gasturbinen (61924): E. A. Kraft, Die neuzeitliche Dampfturbine (21930); G. Hofstede Koopman, Stoomturbines.

F. v. Berckel.

< >