Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Steriliseeren

betekenis & definitie

Conserveeren van levensmiddelen door middel van een hooge temp. (100° C of hooger) in verband met afsluiting van de lucht.

Steriliteit (biol.). De termen steriel, ➝ kruisingsteriel en zelfsteriel of ➝ zelfonvruchtbaar zouden alleen gebruikt mogen worden voor verschijnselen, die een gevolg zijn van de aanwezigheid van niet levenskrachtige of gebrekkige eicellen en stuifmeelkorrels of van andere oorzaken, die de normale werking of ontwikkeling der geslachtsorganen verhinderen. In de plantkunde, vooral in de practijk van de fruitteelt, gebruikt men echter deze termen voor verschijnselen, waaraan men beter den naam van incompatibiliteit zou geven. In dit geval zijn de geslachtsorganen normaal ontwikkeld en is aan de eicellen of stuifmeelkorrels gewoonlijk niets abnormaals te zien. Het feit, dat incompatibiliteit het uitblijven van zaad- of vruchtvorming tot gevolg heeft, is te wijten aan de te geringe groeisnelheid van de stuifmeelbuizen in den stijl van de zgn. zelfonvruchtbare planten en berust op de werking van erffactoren. Men weet thans inderdaad, dat incompatibiliteit optreedt, zoodra in de te bevruchten plant dezelfde incompatibiliteitsfactoren als in de stuifmeelkorrels aanwezig zijn.

Deze factoren behooren, al naar gelang de plantsoort, tot een serie van min of meer talrijke multiple allelomorphen. Er kunnen dus zelfonvruchtbare planten bestaan, die niet door het eigen stuifmeel en evenmin door het stuifmeel van andere soortgenooten (steriliteitsgroepen) bevrucht kunnen worden. In het plantenrijk werden, volgens East, 176 zelfsteriele soorten onderzocht, in het dierenrijk slechts een enkele. Het onderzoek van de incompatibiliteit heeft vooral practische waarde voor de fruitsoorten.

Lit.: E. M. East, Self-Sterility, in: Bibliographia Genetica (1929); F. Kobel, Lehrb. d. Obstbaus (1931); M. B.

Crane en W. J. C. Lawrence, The Genetica of Garden Plants (1934).

< >