De uitwerpselen der huisdieren vormen te zamen met het strooisel (stroo, turfmolm e.d.) de s. Deze in het bedrijf zelf verkregen organische meststof was voor de invoering der kunstmeststoffen (zie ➝ Meststoffen) practisch de eenige bron om den bodem van alle benoodigde plantenvoedende stoffen te voorzien (s. is een veelzijdige meststof). Behalve door het aanbrengen van plantenvoedsel werkt s. bovendien in natuurkundig en scheikundig opzicht, speciaal door de humusvermeerdering, gunstig op den grond in en bevordert tevens het bacterieleven. De samenstelling en waarde van s. hangt af van: de diersoort, de voeding en productie der dieren, de hoeveelheid en soort van het strooisel, alsmede van de inrichting van den stal en tijd en wijze van bewaring op de mestvaalt.
Deze laatste moet er op gericht zijn (door den s. vast en vochtig te houden) om de verliezen vooral aan stikstof (door ammoniakvervluchtiging) en door uitspoeling tegen te gaan. Daarom moet de mestvaalt een ondoorlatenden vloer en zijmuurtjes hebben en liefst niet overkapt zijn. Gemiddeld rekent men bij het bouwen van een mestvaalt op een grondvlak van 3 tot 6 m2 per stuk grootvee. S. wordt bij voorkeur aangewend voor ➝ hakvruchten; op lichteren grond en dan in kleinere hoeveelheden echter ook bij granen.
Het is een langzaam maar geleidelijk werkende voedselbron voor de plant; geeft aan den bodem zgn. „oude kracht”.Lit.: J. M. L. Otten, Bemestingsleer (61936).
Dewez.