Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sperrmarken

betekenis & definitie

zijn bijzondere soorten marken, welke haar oorsprong vinden in de Duitsche deviezenwetgeving van Juli 1931, welke de bedoeling had afvloeiing van buitenlandsche saldi te verhinderen. De voornaamste soorten zijn:

1° Altguthaben. Dit zijn marken vorderingen van buitenlanders, ontstaan vóór 16 Juli 1931 en niet vallende onder de zgn. → „Stillhalte”, dus alleen van particulieren. Hiermede gelijkgesteld zijn vorderingen van personen, na 3 Aug. 1931 buitenlander geworden of naar het buitenland vertrokken (Auswandererguthaben).
2° Kreditsperrmarken. Dit zijn marken-saldi van buitenlanders, ontstaan door liquidatie van Duitsche vermogensbestanddeelen, behoorende tot een nalatenschap, na 19 Febr. 1932 ontstaan.
3° Notensperrmarken. Deze zijn ontstaan uit vorderingen van buitenlanders, die na 19 Febr. 1932 Duitsche betalingsmiddelen of bankbiljetten in marken naar Duitschland hebben overgemaakt.
4° Effectensperrmarken. Deze zijn afkomstig van den verkoop in Duitschland van effecten aan buitenlanders toebehoorende.
5° Registermarken. Deze zijn ontstaan door de credietovereenkomst van 1931, waarbij de buitenlandsche Stillhalte-crediteuren (d.w.z. de banken) het recht ontvingen terugstorting van hun credieten op een niet-rentecfragende rekening bij de Reichsbank te eischen.
6° Konversionsperrmarken. Deze vinden haar oorsprong in het Transfer-moratorium van 1 Juli 1933. De beschikking over de hier genoemde Sperrmarken verleent de Devisenbewirtschaftungsstelle (D.B.S.), behalve over de Registermarken, waarover de Reichsbank de controle heeft.

< >