Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Spectroscopie

betekenis & definitie

Het bestudeeren van spectra, die visueel waarneembaar zijn gemaakt met behulp van een spectroscoop. Deze bestaat in principe uit:

a) een buis, die aan de eene zijde een spleet draagt, die in het brandpunt staat van een lens aan het andere einde (collimator);
b) een kijker met objectief en oculair;
c) een inrichting, die aan het licht dispersie geeft, bijv. een prisma, combinatie van prisma’s of een rooster.

Het licht, dat door den spleet den collimator binnentreedt, verlaat dezen als evenwijdigen bundel en ondergaat dan de dispersie in de onder c genoemde inrichting. Door het objectief van den kijker wordt nu van elk der uittredende evenwijdige bundels een spleetbeeld gevormd in het brandvlak; deze serie beelden vormt een spectrum, dat de waarnemer door het oculair als door een loupe waarneemt. Bij den zgn. zakspectroscoop is de bouw sterk vereenvoudigd: een spleet, een rechtziend prisma en een loupe als oculair.

Vaak is de s. ook voor golflengtemetingen geschikt gemaakt. Rekveld.

Voor spectroscopie der hemellichamen, zie → Astrospectroscopie.

< >