De tweede der drie groote Oud-Grieksche tragici. * 497 v. Chr. te Colonos (Attica), ✝ 406; uit een voorname familie gesproten; om zijn innemend karakter genoot hij de algemeene sympathie; vervulde hooge ambten (o.m. hellenotamias in 443, strategos van 441 tot 439); bevriend met o.m.
Pericles en Herodotus; nog een man van den ouden stempel met een vroom geloof aan de religieuze tradities, weinig of niets door de verlichting der → sophisten beïnvloed. S. leidde in 480 het knapenkoor bij de overwinning te Salamis, overwon 18 maal in de tragische agones (de eerste maal in 468 v.
Chr.), voerde den derden acteur in en bracht het aantal choreuten van 12 op 15. Hij vernieuwt weinig in de oude sagen, die hij nog als historisch beschouwt; zijn oorspronkelijkheid ligt haast uitsluitend in de weergalooze karakterteekening: deze op zich zelve verklaart het dramatisch gebeuren.Het wereldbeleid der góden, hoe gruwelijk het tegenover den sterveling moge zijn of schijnen en hoe diep hij het ook aanvoele, neemt hij kalm aan, zonder opstand in zijn gemoed. Zijn harmonievolle taal staat in het midden van de zware, sombere van Aeschylus en de lichte, klare, sophistieke van Euripides. Zijn kunst herinnert aan de harmonie en de gaafheid van die van Phidias.
Werken. Van het oeuvre van S., hetwelk naar Suidas 123 stukken omvatte, zijn 111 titels bekend en, buiten talrijke fragmenten, 7 stukken volledig bewaard, nl. Aias (de waanzin en de zelfmoord van Aias), Trachiniai (de dood van Heracles door het giftig kleed hem door zijn vrouw toegezonden), Electra (de wraak van de kinderen van Aframemnon op hun moeder), Philoctetes (de terugkeer van den op Lemnos verbannen held naar Troje, in 409 opgevoerd), ten slotte de 3 aan den Thebaanschen sagenkring ontleende meesterwerken: Antigone, Oedipus, Tyrannus en Oedipus te Colonos. In 1912 bracht een papyrus nagenoeg de helft van een satyrspel (Ichneutai = De Speurders) aan het licht.
Uitg.: d. Campbell (2 dln. 1879-’81, met Eng. comm.); Jebb (7 dln. 1883 vlg., met Eng. vert.) ; Schneidewm en Nauck (7 dln., vsch. uitg.); Pearson (1924) ; Masqueray (2 dln. 21929, met Fr. vert.). De fragmenten in Nauck, Tragicorum Graecorum Fragmenta (1889) ; afzonderlijk en met de papyrifragmenten uitgegeven door Pearson (3 dln. 1917). V. Pottelbergh.