Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Soemba

betekenis & definitie

Eiland in Ned.-Indië (XVIII 432 E/F 7-8), andere naam: Poelau Tjendana of Sandelhout-eiland, ten Z. van Flores en ervan gescheiden door Straat Soemba. Opp.: enkelen geven 16 875 km2, anderen 11 069 en weer anderen rond 14 000 km2. 182 354 inw. (in 1930).

Langs de Noordkust vormen de baaien goede ankerplaatsen. Midden-Soemba is een kalkplateau met kopjes. Het N. van West- en Oost-Soemba eveneens. Midden-Soemba heeft ondergrondsche afwatering, Oost- en West-Soemba bovengrondsche. In het Z. zijn bergen, bestaande uit eruptief-gesteenten. In W.

Soemba gaan de toppen tot 900, in O.Soemba tot 1 200 m (hoogste top de Wangga 1 225 m). De hoogvlakte van Midden-Soemba is bij voorkeur het teeltterrein voor de zeer goede en zeer gezochte Soemba-paardjes (de beroemde Sandelwoods). Midden- en Oost-Soemba leven bijna geheel van de paardenteelt: het gras heeft een zeer hoog kalkgehalte, waardoor de Soembaneesche paardjes zoo sterk schijnen te zijn. De veestapel gaat onder den druk der tijden sterk op en neer, eer achteruit dan vooruit, omdat ook in Indië de auto het paardenverkeer tot op zekere hoogte verdringt.

De geheele veestapel telde in 1930 ruim 100 000 stuks vee, waaronder 40 000 paarden.

Een groot gedeelte van S. is onvruchtbaar. Langs de kusten hebben zich veel vreemde elementen vastgezet (Sawoeneezen, Endeneezen, Boegineezen e.a.), die de eigen bevolking in ondernemingslust overtreffen; numeriek is deze echter in de meerderheid. Het eigenlijke Soembaneesche volk bestaat uit drie kasten: de Maramba’s, waartoe ook de vorsten en rijksgrooten behooren; de Kabisoe’s, de groote groep der vrijen; en „de kleine man”, de afstammelingen der vroegere slaven. De bevolking houdt zich, behalve met paardenteelt, bezig met tuinbouw en sawahbewerking.

Gesch. der missie: Op 16 Aug. 1887 werd bij gouvernementsbesluit de vestiging op S. van een Kath. geestelijke toegestaan; 21 April 1888 vestigden zich aldaar p. Schweitz S.J. en broeder Busch S.J. In November 1889 moesten de Jezuïeten het eiland tijdelijk verlaten om andere posten te bezetten; bovendien was de bevolking schijnbaar nog niet rijp voor de christianiseering. In 1913 wilde p. Noyen, de toenmalige apost. prefect der Kleine Soenda-eilanden, S. weer opnieuw bezetten, maar kreeg geen verlof, omdat intusschen de Prot. er zich gevestigd hadden. In 1929 werd eindelijk de vestiging weer toegestaan, echter alleen in het Laoragebied, terwijl de oude vestigingsplaats door de Prot. bezet bleef. Nu zijn twee priesters en één broeder van de Missionarissen van het Goddelijk Woord op Soemba werkzaam, met als hoofdstatie Weëteboela.

< >