Hoofdstad der gelijknamige Turksche prov. in Klein-Azië. Ca. 200 000 inw.
S. ligt aan de goed bevaarbare, 70 km lange Golf van S. en is de grootste haven van Turkije. Spoorwegen naar het binnenland.
Invoer: machines, textiel, steenkool, suiker. Uitvoer: tabak, rozijnen, vijgen, katoen, tapijten.
Industrie: textiel (Smyrna-tapijten), leer, aardewerk. Zetel van Kath. aartsbisschop.Geschiedenis Het Oude S. lag bij de monding van den Hermus en was een kolonie der Aeoliërs. Het werd ca. 580 v. Chr. door koning Alyattes van Lydië totaal verwoest, werd na Alexanders verovering een der eerste steden van Voor-Azië en verkreeg, voor verleende hulp, menig voorrecht van de Romeinen, doch verloor in 59 v. Chr. zijn onafhankelijkheid, maar bleef een zeer welvarende stad. Zijn eerste bisschop, de H. Polycarpus, stierf in 156 den marteldood. Archeologische resten werden er gevonden, o.m. van friezen, die den strijd van goden en reuzen voorstellen.
S. stond onder Byzantijnsche heerschappij tot 1344. Daarna bestuurden de Johannieters de stad tot 1403, toen zij door Timoer Lenk genomen werd. In 1425 ging zij voorgoed aan de Turken over. In 1919 werd zij door de Grieken bezet, maar in 1922 werd zij door de Turken heroverd.
Heere/E. De Waele.
Lit.: R. Hartmann, lm neuen Anatolien (1928).